Zijn ogen zijn nog niet genoeg verontrust. Het is een onzeker licht waarin ze over de trappen tuimelen. Ze zijn zwaar. Er kleven herinneringen aan of voorgevoelens. Het is net alsof ze van een katastrofe berichten. En dan die vliegen die er in verdwalen. Dat moeten gekken zijn of bedelaars, landlopers, straatkinderen. Hij woont niet in een achtergrond. Hij staat op de voorgrond met een nieuwe waan in zijn ogen om het verleden te redden, te plunderen, te vervalsen.