Terwijl hij met gloeiende zintuigen het water opvangt zijn oor in de grond begraaft maar het vliegen hoort zijn dagelijkse geheugen wegslingert op zoek naar het karakter van het mes op weg weg en weg daarvandaan de kat verzilvert de hond krijt de vogel smeert de leeuw verklaart de mens uitdeelt fluistert hij bij ’t schieten op de wereld de geschiedenis van de wond en jaagt jaagt jaagt