Mijn lichaam vergaat van opwinding mijn optocht wordt overal vooruitschieten. Er is een vreemde wil binnengeslopen. Ik, Wij peilen het uitzicht, wij splijten het inzicht, wij komen niet om. Ik wacht in ’n vierkante pas, maar ik spring. Ik wacht op de eerste achterpas, maar ik volg. Ik wacht lang, maar ik vergeet. Ik wacht zonder te meten, maar ik kijk. Ik wacht op mijn prooi, maar ik verzin. Ik wacht. Ik wacht. Men opent de stilstand. Men schrikt van ’n vlinder. Men moet.