Bernard Dewulf; ‘De wijdere blik’ over kijken, schrijven en kunst. Vervolg. ‘Natuurlijk is het kunstbeeld anders, met andere bedoelingen ontstaan dan dat beeld van de moeder, of dan zoveel andere, zogezegd dagelijkser, anecdotischer beelden. Kunst heeft, vanzelfsprekend, meestal de bedoeling, de opdracht dat soort beelden te overstijgen. Heeft een kunstwerk, een kunst-beeld mij aangesproken, dan wil ik het me telkens weer eigen maken. Eigen maken. Een eigenaardige uitdrukking. Dat eigen maken is een heel proces. Ik mag wel eens lezen dat ik kan kijken, dat ik een goede observator ben. Maar ieder kijken is in hogere mate dan we doorgaans beseffen gevormd door dat van anderen. En hier kom ik weer bij de literatuur. Ik heb er niet naar gezocht, maar in de jaren en de stukken waarin ik iets over kunstwerken en kunstenaars probeerde te zeggen, was het haast als met de beelden: de boeken, de essays, de verhalen vonden mij. Vooral: passages, momenten van ‘aha’ die mij hielpen om ineens weer beter, anders, schuiner, rechter, vollediger te kijken. Misschien wel het belangrijkste besef dat gegroeid is door het lezen van die andere stemmen, is hoezeer het kijken verknoopt is met het schrijven. Het is nauwelijks overdreven als ik zeg dat een ruim deel van het kijken schrijvenderwijs tot stand komt. Dat, daar ben ik nu wel achter, is het spannendste aan dat soort schrijven. Dat men zijn eigen blik ziet ontstaan, zin na zin. Dat het een blik van taal is die simultaan de andere, ‘gewone’ blik veroorzaakt en ontwerpt. Waar ik nooit uit zal komen: is het de blik die de zinnen dirigeert, of zijn het de zinnen die de blik aansteken? Ik hou het erop dat het een wisselwerking is. Het is in ieder geval een intense, ja zinnelijke gebeurtenis.’ Dewulf vertelt verder over de mensen, de vertrouwde stemmen, die hij gevonden heeft. Het zijn voornamelijk schrijvers van literatuur. Maar ze schrijven prachtig over kunst.Ik citeer weer. ‘Een van de enkelingen is K.Schippers. Een van de vele uitspraken die ik van hem zou kunnen citeren omdat ze mijn instemming hebben, luidt: ‘Voor mij is schrijven over beeldende kunst niet anders dan het verslaan van een brand. Ik denk dat je over kunst net zo moet schrijven als over alles, over een kopje dat op tafel staat.’ K.Schippers is ook dichter, dieper in de literatuur kan men niet zitten. Hij werkt in de sfeer van dada, en dat is natuurlijk nooit slecht. Zijn beroemdste gedicht gaat als volgt: Een koe is een merkwaardig beest wat er ook in haar geest moge zijn haar laatste woord is altijd boe Om maar te zeggen: hij schrijft over van alles, van koeien tot kunst.En zijn eigen kunst is dat hij over van alles schrijft, in inmiddels vele boeken, als schreef hij het allemaal tussendoor. Maar intussen dus. Intussen kijkt hij goed naar alles, ook naar kunst. De vele kleine openbaringen die ik bij hem ben tegengekomen – het kan niet anders of ze hebben mij geholpen bij het kijken naar kunst.’ Vervolgens volgen er weer citaten. Ik kom er morgen op terug. Ik hou van zijn toon en stem. ( bladzijde 18-19-20)