Verder met ‘De wijde blik’. Ik citeer Dewulf: ‘Wat me bij een schrijver als Schippers, en bij enkele anderen, zo aantrekt: ze kijken met de blik van hun dagelijks bestaan. Er is niet een blik voor het leven enerzijds en een blik voor de kunst anderzijds. Daardoor schrijven ze op een overeenkomstige manier: even dagelijks als zorgvuldig. Even schijnbaar achteloos als zeer aandachtig. Nog zo’n geliefde schrijver is J. Bernlef. Ook Bernlef is dichter. En ook hij schrijft, behalve over van alles, over kunst, vooral muziek en beeldende kunst. Ik heb van hem uit een essay met de wat protserige titel ‘Aura en reproductie in de schilderkunst’ een passage gehaald die haast polemisch is in haar pleidooi voor schrijvers: ‘De Amerikaanse tekenaar Saul Steinberg vertelde mij eens dat hij vond dat alleen dichters over beeldende kunst zouden moeten schrijven.’Zo begint Bernlef. Ik ben het niet eens met die stelling, maar de schrijver legt uit. ‘Hebben die dichters dan meer verstand van beeldende kunst dan mensen die ervoor hebben gestudeerd? Dat bedoelde Steinberg natuurlijk niet. De kunstcriticus kijkt over het algemeen te veel vanuit de bestaande canon. Daar heeft hij baat bij, want zijn prestige is ervan afhankelijk.(…) Wat schrijvers die over beeldende kunst schreven steeds weer gedaan hebben en doen is een verslag uitbrengen van de ontmoetingen met schilderijen, met de ‘aura’ van een bepaald werk. Hun beroep vrijwaart hen beter tegen de clichés van de dag en van vakjargon, geeft hun meer dan de gemiddelde kunstcriticus kans beelden te vinden waarmee de emoties die de ontmoetingen hebben losgemaakt kunnen worden overgedragen. De dichters en schrijvers zijn niet zozeer geïnteresseerd in het “uitleggen” van een kunstwerk of in het beïnvloeden van de kunstwereld als wel in het omzetten van ondergane sensaties in taal die zelf weer sensaties teweeg kan brengen.’ Dewulf maakt dan nog een mooi zijsprongetje. Ik citeer verder:’Ik zal die laatste zin, tussendoor, eens laten aansluiten bij, laten we zeggen, het andere eind van het spectrum. De kunstfilosofie. In zijn onwaardeerlijke boek ‘De geplooide voorstelling’ eindigt kunstfilosoof Frank Vande Veire, na evenveel bevlogenheid als grondige scepsis met de volgende verzuchting: ‘Het kunstwerk heeft geen ander kans dan dat het wordt herhaald, dan dat het in andere registers wordt ingeschreven: literaire, filosofische, psycho-analytische, politieke(…)Niet in zijn consacrering, zijn humanisering, zijn culturalisering, maar enkel in zijn onvermijdelijke verminkende beschrijving en “herbeelding” kan het blijven gebeuren.’ Hoe verschillend het register, de invalshoek, het perspectief en de inzet ook mogen zijn tussen de kunstfilosoof Vande Veire en de schrijver Bernlef, hun beider verzuchtingen komen samen in de noodzaak om de kunst uit een te beklemmende, amechtige, zelfbevredigende context te halen.'(bladzijde 21-22) Kijk ik naar mijn huidige project ‘Hommages’ dan herken ik het begrip ‘herbeelding’. Daar zit ik middenin. Ik probeer de leessensaties van mijn ‘helden’ om te zetten naar nieuwe letterbeelden. Morgen verder.