Nog steeds de barbaren van Baricco. Wat een vraag. In het artikel over ‘Oorlog’ stelt Baricco de volgende vraag; ik parafraseer. Heeft onze eigen ziel/idee van spiritualiteit ten grondslag gelegen aan de rampen van de 20e eeuw? Want die rampen duurden lang en er kan dan argwaan opgeroepen worden voor het soort cultuur dat dat heeft voortgebracht. Baricco vindt het belangrijk dat die vraag gesteld kan worden, wat ook het antwoord zal zijn. De barbaren mogen dit in hun hoofd halen. Al is de vraag voor de 19e eeuwse intelligentsia natuurlijk niet te verteren. Zij worden opgezadeld met de verantwoordelijkheid voor de ramp. Ik citeer Baricco weer.’De barbaren hebben de geschiedenis niet erg hoog zitten. Maar de instinctieve reactie waarmee ze zich onttrekken aan de heilzame kracht van de ziel heeft veel weg van het kind dat de uitlaatpijp mijdt waaraan het zich heeft gebrand. Het is minder dan een redenering: het is een reflex, iets dierlijks. Ze zoeken een context (een cultuur) waarin zo’n eeuw als de twintigste eeuw weer gewoon absurd wordt, zoals hij ook degenen die hem vormgaven had moeten voorkomen. En als je nu denkt aan het mentale surfen, aan de horizontale mens, aan de betekenis die verspreid aan de oppervlakte ligt, aan de allergie voor diepgang, dan krijg je enig idee van het dier dat op zoek gaat naar een habitat waarin hij beschutting vindt tegen de ramp van zijn voorvaderen. Doet de korte tijd die de barbaren voor gedachten reserveren niet denken aan een systeem dat voortkomt dat ze ideeën krijgen die tot verafgoding kunnen lijden? En die manier om de waarheid te zoeken in de dingen op internet die aan de oppervlakte verband houden met andere dingen, lijkt dat niet een kinderlijke maar nauwgezette strategie om te voorkomen dat ze zich verliezen in een absolute, dodelijke partijdige waarheid? En die angst voor diepgang, is dat misschien niet ook een geconditioneerde reflex van het dier dat heeft geleerd om argwaan te koesteren jegens alles wat te diep geworteld is, zo diep dat het de gevaarlijke status van de mythe nadert? En de voortdurende waardevermindering van de beschouwing, die op zoek gaat naar vulgaire vormen of ondenkbare vermengingen, lijkt die niet voortgebracht door het instinct om altijd een tegengif voor hun eigen ideeën bij zich te hebben, voordat het te laat is? Als je erbij stilstaat zijn het allemaal stappen die je een op een kunt terugvinden in de onaangepaste reacties van de avant-gardisten: alleen worden ze hier verkregen door een natuurlijke beweging, niet door een dubbele salto van de intelligentsia. (Het zal wel aan mij liggen, maar af en toe zie ik de barbaarsheid als een soort gigantische avant-garde die gemeengoed is geworden. De droom van Schönberg, dat de postbode op straat twaalftonige muziek zou fluiten, is op een perverse manier bewaarheid geworden: de postbode is er, hij is geen nazi, hij fluit, alleen is de muziek die van Vodafone. Hoe dat zit is me nog niet helemaal duidelijk..) Hoe dan ook: ze zijn bang om serieus te denken, om diepzinnig te denken, om het heilige te denken. De analfabete herinnering aan het doorstane leed zonder heldendom moet ergens in hen nog nasudderen. Is dat niet een herinnering om te respecteren? Of in elk geval om te begrijpen?'(bladzijde 142-143) Dan volgt het laatste deel van het boek. Baricco gaat een portret maken; hij spreekt zelf over schetsen, tekeningetjes, van barbaren. Hoe zien ze eruit?