Portret van een barbaar. A. Baricco. Een vervolg. Ik blijf dicht bij de tekst; het wordt bijna een hommage-collage. Barbaren hebben een logica. Ze willen overleven en doen dat op hun manier. Ze verschillen van anderen door de manier van ervaring opdoen, dat zien ze anders. Ze ontmoeten betekenis anders. Het zogenaamde fatsoen van de beschaving herkennen ze niet, die beschaving levert geen echte ervaringen op, ook geen betekenis. Zo ontstaat het idee van de horizontale mens. Je vindt betekenis die verspreid over de oppervlakte ligt; je surft ervaringen bij elkaar, via een netwerk van doorgangssystemen. De intensiteit van de wereld zit niet in de diepte van de dingen maar ‘openbaart’ zich in snelle sequenties op de huid van de dingen. Welke symptomen van barbaarsheden gaat Baricco nu noteren? De barbaar zoekt de spectaculariteit op; dus vindt hij steeds weer doorgangsstations die hem verder helpen, verder stuwen. Het liefst bovenop de golf om zo hard mogelijk te surfen. Alles draait om vloeibaarheid, snelheid, compactheid want zorgt voor versnelling. Het is ketswerk; flipperkastidee. De ballen werkelijkheid schieten heen en weer; er is een constante beweging. De barbaar vindt daar zijn energie, want er mag geen stilstand optreden. Hij hoeft daar minder te denken, althans het risico wordt kleiner. Hij denkt wel over veel meer uitgestrekte netwerken. Niet de diepte in maar hij denkt over de betekenis zoals hij denkt dat het zal zijn. En dan weer Baricco om de puntjes op de i te zetten.Morgen verder.