Gerard Unger; ‘Terwijl je leest’. Vervolg. ‘Beelden kunnen je raken met een directheid en een kracht die met taal maar met moeite is te benaderen. Het grote en complexe kunstwerk ‘Op het dak’ van Ilya Kabakov was een duistere omgeving. Lopend over daken keek je in verlichte kamers met een ratjetoe aan meubilair, eenvoudig en soms armoedig en met sporen van bewoners. Je kon met trapjes de kamers binnengaan. Op wanden werden afwisselend foto’s geprojecteerd: iemand alleen, dan moeder en een zuster(?), vervolgens een oude man die gedeeltelijk achter een rots schuilging, dan een groep toeristen(?), nauwelijks herkenbaar door onscherpte of krassen. De foto’s stonden soms scheef. Er klonken ook stemmen. In de catalogus zijn de foto’s al emotionele documenten, maar in het kunstwerk ontroerden ze heel sterk. (Kabakov 1996, te Brussel) Beelden kunnen keihard schokken, je keel toeknijpen en je sprakeloos laten. Beelden van rauw leed, van ellendig stervende dieren of mensen of van woeste vreugde, kunnen diep je geheugen binnendringen. De abstractie en afstandelijkheid van geschreven taal maken het moeilijk om letters zo’n emotionele kracht te geven, om je zo bij emoties te betrekken. Er zijn veel meer voorbeelden te vinden die voordelen of beperkingen van zowel taal als beelden tonen. Maar in grote trekken zal duidelijk zijn geworden waar de krachten van beide liggen en is het duidelijk dat beelden een aantal taken van taal niet kunnen overnemen. Het terrein bij uitstek van geschreven tekst wordt gevormd door uitgebreide uiteenzettingen, zoals de uitleg van een visie, ideeen of een theorie. Dergelijke omvangrijke verzamelingen van woorden hebben enorme invloed gehad, zoals ‘On the origin of the species bij means of natural selection’ (1859) door Charles Darwin, of ‘The limits to growth: a global challenge’ (1972) door Dennis Meadows, gepubliceerd door de club van Rome. Met taal kun je discussiëren over abstracties als maatschappelijke kwesties (en over talloze andere onderwerpen), en kun je daarover een tekst opstellen die erom vraagt zorgvuldig gelezen te worden. Aan de ene zijde van het geschreven spectrum bevinden zich teksten die vergen dat je intensief meedenkt met de auteur en aan de andere zijde vind je teksten die je ontspannend kunt lezen (voor mij onder andere de avonturen van Sherlock Holmes), met daartussen vele gradaties. Terwijl er gevreesd wordt voor een achteruitgang van lezen, hoor je niets over een terugloop van schrijven – die bestaat dan ook niet. Nog lang zullen velen veel en vol afwisseling over talloze zaken en kwesties schrijven, en hoe je dat alles leest, met al je gedachten erbij of met je gedachten elders: lezen zul je.’ (bladzijde 201-202-203) Dit was een hoofdstukje uit ‘Terwijl je leest’ van Gerard Unger. Ik had toen ik de titel las er veel meer van verwacht, het viel erg tegen; maar let op Willem; hij is een typograaf en een goeie. Het boek is prachtig vormgegeven. De laatste zinnen sluiten aan bij het essay waar ik morgen aan begin. Daarin gaat Patricia de Martelaere in op hoe je leest en wat er dan gebeurt. ‘De wereld is een woord’.