Job Koelewijn heeft zijn leesprojecten. Elke ochtend leest hij uit voor hem belangrijke boeken, neemt het op en verwerkt deze opnames in installaties. Hij begon met Spinoza. Mijn ‘overschrijfwerk’ begint ook op een project te lijken.Op zoek naar antwoorden op vragen als ‘wat gebeurt er als we lezen? Hoe is de relatie met het denken? Wat is taal eigenlijk? Kun je een schrijver vangen in een beeld van letters? Wat is de rol van het kijken? Nu verder met Patricia de Martelaere. Met mogelijke antwoorden. ‘Maar is er dan geen vorm van denken mogelijk waarbij alleen maar een beeld voor ogen komt? Misschien. (Wie zal het zeggen?) Zodra echter de vraag wordt gesteld: ‘Een beeld waarván?’ zitten we alweer in de greep van de taal. Zonder woorden kunnen we onze beelden niet benoemen, en zelfs niet identificeren. Zo er al een vorm van confuus, ongearticuleerd, bijna animaal denken zonder taal voor de mens mogelijk blijft, dan is denken en weten wát men denkt (zoals zien en weten wát men ziet) principieel uitgesloten zonder de structurerende kracht van de taal. Maar kunnen we dan niet bijvoorbeeld een boom zien, voor onze ogen of voor ons geestesoog, zonder dat een woord daarbij te pas hoeft te komen? Natuurlijk kunnen we een boom zien zonder daarbij aan het woord ‘boom’ te denken; maar zouden we ook een boom zien als het woord ‘boom’ niet bestond? We zouden ‘iets’ zien, allicht, maar dan iets waarover we niets kunnen zeggen; en wat is het verschil tussen iets waarover men niets kan zeggen en hoegenaamd niets (Philosophische Untersuchungen 304)? Zonder de taal zouden we niet echt dingen zien, maar onderhevig zijn aan een veelheid van vage, vervloeiende en volstrekt onbeschrijfbare indrukken. Groot, rechtop, stam, kruin, bladeren, groen, bruin…het zijn allemaal woorden voor ‘iets’ dat als bruut ervaringsgegeven geen begin of einde, geen vaste eigenschappen en geen identiteit vertoont. Waar eindigt de stam en begint de kruin, waar gaat de stam over in de wortels (bestaat een ‘stam’ wel?), waarom behoort de stam tot de boom en bijvoorbeeld de boom niet tot de grond? De taal geeft niet simpelweg ‘namen’ aan de dingen; ze doet de dingen bestaan, ze geeft ze vaste grenzen en maakt ze tot ‘dingen’. Benoemen is niet dopen (een naam geven aan wat er al is), maar verwekken (een nieuw wezen doen ontstaan). Wat we ‘zien’, zowel fysisch als mentaal, is van meet af aan door woorden gestructureerd. De taal bepaalt ons beeld van de werkelijkheid. ( Philosophische Untersuchungen 371,373)’ (Bladzijde 29) Wordt vervolgd.