Verder met ‘De wereld is een woord’ van Patricia de Martelaere. ”Hij heeft pijn,’ zegt de bezorgde moeder van de baby die ligt te brullen en te kronkelen in zijn wieg; maar van de rustige, stille baby, die inwendig misschien de gruwelijkste pijnen heeft, zegt ze met een glimlach: ‘Hij is tevreden.’ Niemand kan weten wat ik voel, zeggen we soms, niemand heeft mijn pijn. Maar hoe is die pijn dan? En hoe weten we zélf wat we voelen?( Jonge kinderen kunnen hun pijn nog niet echt lokaliseren; ze wijzen naar hun hoofd wanneer ze keelpijn hebben.) Is het een kloppende, scherpe, borende, knagende pijn? Maar pijnen die aldus kunnen worden beschreven, kunnen ook door anderen worden herkend als hun pijn. Mijn pijn is anders. Mijn pijn is – onbeschrijflijk, er zijn geen woorden meer voor. De taal is een sociaal stramien waar het strikt individuele onherroepelijk doorheen glipt; ze is een publiek forum dat innerlijke stemmen niet het woord kan verlenen. Mentale ervaringen zijn bij uitstek ‘onbeschrijfbaar’ omdat ze bij uitstek ‘privé’ zijn. In feite kan echter, in een afgeleide zin, onze hele ervaring van de werkelijkheid ‘mentaal’ en dus ‘privé’ worden genoemd. Twee mensen die voor eenzelfde voorwerp staan zien nooit hetzelfde; ze zien vanuit een verschillend standpunt, met verschillende netvliezen en verschillende hersenimpulsen. Twee mensen die eenzelfde voorwerp ‘rood’ noemen hebben het eigenlijk over twee verschillende kleuren, en de een kan onmogelijk nagaan waarin de kleur van de ander verschilt van de zijne. ( Niemand anders heeft onze ogen.) Maar waarover gaat de taal dan? We zien nooit letterlijk dezelfde dingen en toch benoemen we ze op precies dezelfde manier. De taal gaat dus in feite over het onmogelijke: dat wat voor alle sprekers hetzelfde is, een gemeenschappelijke ervaringswereld. De taal gaat over dat wat er niet is (dingen), maar wordt daardoor precies zelf datgene waarover ze niet kan spreken. Door haar bestaan vormt de taal voor ons het ‘gemeenschappelijke’, een soort collectief wereld-beeld van een ‘wereld’ die, als gegeven, zelf niet collectief is.'(bladzijde 31-32 uit ‘Een verlangen naar troost’ van Patricia de Martelaere. Ondertitel ‘Over leven, kunst en dood’.) Wordt vervolgd.