Verder met ‘De wereld is een woord’ van Patricia de Martelaere. ‘Serieuze afwijkingen in het woordgebruik wijzen op serieuze afwijkingen in het denken: wie bijvoorbeeld in alle letterlijkheid volhoudt dat de muren bewegen, de planten huilen en de tafel op wraak zint zal door anderen, op grond van zijn spreken, een ‘psychoticus’ worden genoemd. Een rechtstreekse toegang tot het ‘begrijpen’ van de ander of het ‘zijn’ van de wereld hebben wij niet, evenmin als wij toegang zouden hebben tot de wereld van de roman los van de woorden waarin hij is beschreven. Eigenlijk is ook onze échte, onze ‘werkelijke’ wereld voor ons alleen maar een soort romanwereld, een wereld van ‘horen zeggen’. Wij zijn allemaal ‘lezers’ van de werkelijkheid, noeste ontcijferaars van tekens. Wij zien de wereld niet echt, wij lezen hem door de woorden heen, onze beelden zijn gevormd door de woorden.En net zoals bij daadwerkelijk lezen betekent ook hier ‘kunnen lezen’ en ‘begrijpen’ eerst en vooral: verder kunnen gaan, nieuwe gegevens voortdurend kunnen onderbrengen in dezelfde kaders. Van romans bestaan echter ook verfilmingen, en hier beginnen de complicaties opnieuw. Een verfilming is namelijk ontegensprekelijk een ‘omzetting’ of ‘vertaling’ van woorden in beelden, die tot zulke merkwaardige resultaten kan leiden dat hier op een bepaald pijnlijke manier wordt aangetoond hoe verschillend woord en beeld wel zijn. De overgang van woord naar beeld vertoont de dubbele eigenaardigheid dat voor fysische typeringen (van personages, interieurs, landschappen) het beeldmateriaal een grotere bepaaldheid en volledigheid biedt dan de taal, terwijl dit voor psychologische typeringen of abstracte beschouwingen net andersom is. Beelden kunnen op voortreffelijke wijze verduidelijken hoe groen het gras of hoe diep de groeven in iemands gelaat zijn, maar nooit op ondubbelzinnige wijze de inhoud van bepaalde gedachten of bepaalde verlangens weergeven. Hoe verfilm je bijvoorbeeld de zin: ‘Zij staarde door het raam en dacht aan haar man’ als verschillend van: ‘Zij staarde door het raam en dacht aan haar minnaar’? Hier lijken we althans voor een betekenisvol onderscheid te staan tussen het woord en het beeld als tussen verschillende media waarvan het ene zich beter dan het andere leent voor het overbrengen van een bepaald soort inhoud.'( bladzijde 35-36 van ‘Een verlangen naar ontroostbaarheid’, ‘Over leven, kunst en dood’ van Patricia de Martelaere.) Wordt vervolgd.Vraagjes; Ben ik in mijn werk op zoek naar contact met de werkelijkheid via de wereld van de woorden van andere schrijvers? Is niet elke kunstenaar bezig de sluier van woorden weg te halen om te kijken met ogen zonder woorden naar die werkelijkheid? Of hebben we de woorden altijd nodig? Van hoeveel woord zijn we zijn we eigenlijk? Is de wereld een woord?