verder met ‘De wereld is een woord’ van Patricia de Martelaere. ‘Het symptoom – het neurotische gedrag van de geesteszieke – als niet-talige’ uitdrukking’ (uitdrukking is eigenlijk al te veel gezegd) van het onbewuste, is niets anders dan zo’n privé-gegeven waarvan de betekenis niet in het bewustzijn kan worden geïntegreerd. Het symptoom is, als een soort ‘beeld’ van het onbewuste, niet meer dan een blinde vlek; niet echt een gegeven maar eerder een hiaat in het handelen, waar het ik geen greep op heeft. Enkel de bepalende structuren van de taal kunnen in het symptoom het onbewuste ‘vrijmaken’, zodat het zich ook werkelijk kan uitdrukken. Maar dan komt, uiteraard, andermaal de vraag wat het is dat dan in woorden wordt uitgedrukt (een onbeschrijfbaar beeld, een zinloze betekenis, een onbekende?). Wanneer wij er – eindelijk, na grote inspanningen en weerstanden – in slagen onze onbewuste verlangens voor onszelf te formuleren, hoe kunnen wij dan weten dat het net die verlangens waren die wij, toen ze nog onbewust waren, zonder het te weten ook echt hadden? Het verdwijnen van symptomen en het subjectieve gevoel van bevrijding kunnen erop wijzen dat de formulering op de een of andere manier ‘raak’ moet zijn geweest, maar wát het is dat zij heeft geraakt, kunnen we niet zeggen. Wat geldt voor het onbewuste geldt tegelijk ook voor de hele werkelijkheid: ze zijn er geen van beide. Ook de orden van de uitwendige, waarneembare dingen is geheel gestructureerd door de taal; ook daar zijn geen betekenissen zonder woorden. En woorden hebben geen betekenis, ze maken betekenis door onderscheidingen aan te brengen in een geheel waarin alles hetzelfde, alles iets anders, alles onuitsprekelijk en alles niets is. Wat Wittgenstein aantoont vanuit de open en waarneembare uitwendigheid, toont Lacan aan vanuit de intieme inwendigheid van de psyche: dat er tot geen van beide een toegang is zonder de taal, zodat de eerste helemaal niet ‘open’ en de tweede helemaal niet ‘intiem’ kan worden genoemd. Wij weten over onszelf niet meer, maar ook niet minder, dan wat wij over de buitenwereld weten, namelijk wat wij erover kunnen zeggen. De wereld is een droom, ondecodeerbaar omdat er niet alleen geen code is, maar zelfs geen boodschap. Als talige wezens zijn wij allemaal een soort halve blinden: we ‘zien’ alleen maar door de woorden van anderen heen (en woorden zijn altijd van anderen).’Beelden’ zijn voor ons niet datgene wat woorden beschrijven, maar datgene wat woorden ons, voor het eerst, laten zien. ‘De wereld is een open boek’- maar dan in braille-schrift, voor braillelezers.'( bladzijde 41-42-43 van ‘Een verlangen naar ontroostbaarheid’, ‘Over leven, kunst en dood’ van Patricia de Martelaere) Dit was het essay. Hier kunnen we voorlopig over nadenken. Morgen begin ik met een ander essay van Patricia de Martelaere. Ook daarin heb ik toen ik het las heel veel aangestreept, onderstreept, voorzien van opmerkingen. Het gaat over Maurice Blanchot. Het was de eerste Kellendonk-lezing, die werd gehouden op 15 februari 1993 te Nijmegen.