verder met ‘Om niets te zeggen, of De nieuwe kleren van de keizer’ van Patricia de Martelaere. ‘Maar wat dan met de lezer? Het lijkt alsof de lezer bij dit alles op een ongehoorde manier buiten beschouwing wordt gelaten. En inderdaad, in de visie van Blanchot schrijft de schrijver hoegenaamd niet voor de lezer, en is het hem er niet wezenlijk om te doen gelezen te worden. Het werk heeft de lezer nodig, dat wel, omdat het enkel kan bestaan voor zover het wordt herschapen in een lezende activiteit, maar de schrijver niet, hij heeft met de lezer niets te maken. En voor zover de lezer zich ‘aangesproken’ voelt – in de dubbele betekenis van toegesproken en bewogen – is dat altijd slechts door het werk, en niet door de schrijver. Voor de schrijver is het schrijven een volstrekt solitaire bezigheid (Blanchot heeft het over la solitude essentielle) die, veeleer dan op communicatie te berusten, vertrekt van de ontkenning van alle communiceerbaarheid. De interesse van de lezer is overigens een andere dan die van de schrijver; zoals het werk wordt gelezen, zo interesseert het de schrijver eigenlijk niet meer, het is het werk van een ander geworden, waarin hij zich met geen mogelijkheid nog herkent. Hij schrijft dus wezenlijk voor zichzelf, de schrijver (al heeft het met therapie of vrijetijdsbesteding niets te maken), en hij kent de hoogste waarde toe aan de betekenis die het werk voor hem alleen bezit. Of liever – en daar zijn we dan weer -: hij schrijft voor niets, en over niets, en het werk heeft voor hemzelf helemaal geen betekenis. Het probleem van de schrijver is niet dat van de ‘adequate verwoording’, het pogen te beschrijven, van een ‘gegeven’ – in de werkelijkheid, in zichzelf, in de verbeelding – dat hem, als gegeven, duidelijk voor ogen staat, maar waar hij alleen nog een vertaling voor zoekt. Zijn probleem is dat er niet alleen geen adequate verwoording is, maar zelfs geen oorspronkelijk gegeven. Schrijven – schrijven zoals een schrijver dat wil – wordt dan een volstrekte onmogelijkheid: het probeert een vertaling te zijn van iets dat er niet is.'(bladzijde 19-20 van ‘Een verlangen naar ontroostbaarheid’ , ‘Over leven, kunst en dood’ van Patricia de Martelaere) Wordt vervolgd. Ja, ja.