verder met de gedichten van Celan door Yra van Dijk. ‘Ook het woord ‘kristal’ in het gedicht ‘Unten’ kan die dubbele lading hebben: een nieuwe creatie ontstaat én een stolling. Het wit van de pagina krijgt dezelfde dubbele betekenis mee. Enerzijds is het de vrije ruimte, anderzijds is het de plaats van het inkaderen, de onverbiddelijke rand van het gedicht. Een plaats waar het wit ‘streng’ is, om met Blanchot te spreken, is een strofe uit ‘Vor einer Kerze'(l:110). Het rijm draagt hier nog bij aan de kracht waarmee het gedicht wordt ingekaderd. Het rijm krijgt extra nadruk omdat de rest van het gedicht niet rijmt: […]/sprech ich dich frei/vom Amen, das uns übertäubt,/vom eisigen Licht, das es säumt,/[…]// De situatie van onvrijheid waaraan de ik in deze strofe een einde zou willen maken, wordt herhaald in de onvrijheid van de versvorm. De ik spreekt iemand aan die, net als hijzelf, tot zwijgen is gebracht (übertäubt:’overstemd’) door een ‘Amen’. Hun opgesloten zitten in het ‘ijzige licht’ wordt geïllustreerd door het onverwachte rijm dat deze regels als een harnas insluit. In ‘Playtime'(ll:386) gebeurt het omgekeerde en breekt de versregel juist door de grens van de bij Celan vaak zo brede rechtermarge: […]//doch/auch hier,/wo du die Farbe verfehlst, schert ein mensch aus, entstummt,/wo die Zahl dich zu äffen versucht,/ballt sich Atem, dir zu,//[…] De vorm van de middelste regel illustreert zijn eigen inhoud: de versregel treedt buiten zijn marges zoals de mens ‘erop uittrekt’. En de taal laat zich niet verstommen door het wit, zoals de mens ook ‘ontstomd’ is, dat wil zeggen zijn stem terugkrijgt. De mens kan doorspreken, net als de versregel die ongestoord tot het einde van de pagina doorloopt. Zijn adem balt zich vervolgens: een beweging die door de kortheid van de versregel wordt geïllustreerd. Eigenlijk is ‘illustreren’ te zwak uitgedrukt: in de kortheid van de versregel gebeurt het. Maar behalve het ontstommen kan ook het omgekeerde, het doen verstommen, worden geïllustreerd door de verdeling van de regels van een gedicht. Het gefragmenteerde karakter van Celans poëzie doet altijd aan als een soort verstomming, maar in sommige gedichten valt de dichter helemaal stil. In ‘Deine Augen im Arm'(ll:123), bijvoorbeeld, een gedicht waarvan je kunt vermoeden dat het over de Holocaust gaat, met name door het terugkeren van het woord ‘as’: […]//Aschen-Helle, Aschen-Elle-ge-/schluckt.//Vermessen, entmessen, verortet, entwortet,//entwo//[…] Het geweld dat de slachtoffers en hun taal is aangedaan, wordt hier opgeroepen door het agressieve afbreken van het woord.'(bladzijde 302-303 uit ‘Leegte, leegte die ademt’, ‘Het typografisch wit in de moderne poëzie’ door Yra van Dijk) Wordt vervolgd.