met Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’. ‘Dat raadsel lijkt weerstand te bieden aan elke vraag, elke filosofische vraagstelling in welke vorm ook, elke observatie, elke theoretisch-hermeneutische thematisering. Celan laat dat op dichterlijke wijze zien: door de datum in het werk te stellen. En wel in de toespraak zelf. Om te beginnen noemt hij verschillende data: 1909, de verschijningsdatum van een boek van de Moskovitische privaatdocent M.N.Rosanov over Jacob Michael Lenz; vervolgens de nacht van 23 op 24 mei 1792, die door dat werk zelf al wordt aangehaald en vermeld, de sterfdatum van Lenz in Moskou. Vervolgens vermeldt Celan de datum die voorkomt op de eerste bladzijde van Buchners Lenz, ‘de Lenz die “op de 20ste januari het gebergte door ging”.'(8) Wie ging, op die datum, het gebergte door? Hij, Lenz, benadrukt Celan, hij en niet de door de vragen van de kunst geplaagde kunstenaar. Hij in zoverre hij een ‘ik’ is, ‘lui en tant que Moi’, zegt de Franse vertaling(9), ‘er als ein Ich’. Celan sluit niet uit dat deze ik, die niet de kunstenaar is geplaagd als deze wordt door de vragen van de kunst, de vragen die de kunst hem stelt – de dichter is; de kunstenaar is hij in ieder geval niet. De specifieke, singuliere wending van dit syntagma ‘hij als een Ik’ , ‘hij als ik’ – lui en tant que Moi, lui en tant que je’ – ,zal de stut vormen onder heel de logica van de individualisering, het ’teken van individualisering’ dat elk gedicht constitueert. Het gedicht is de ‘gestalte-geworden spraak van een enkeling'(10)(gestaltgewordene Sprache eines Einzelnen). Enkelvoudigheid, singulariteit, maar ook eenzaamheid:als enkeling is het gedicht eenzaam(einsam). En vanuit het meest innerlijke wezen van zijn eenzaamheid is het onderweg (unterwegs), ‘stervend naar tegenwoordigheid’ zegt de Franse vertaling(11)(und seinem innersten Wesen nach Gegenwart und Prasenz – naar zijn meest innerlijke wezen tegenwoordigheid en presentie). En wellicht zou het gedicht zich dan, als enige, als enkeling, ophouden in het ‘geheim van de ontmoeting’.(12) Het enkele, het enige:singulariteit, eenzaamheid, geheim van de ontmoeting. Wie of wat wijst de enkeling zijn datum toe?'(bladzijde 13-14 uit Jacques Derrida ‘ Sjibbolet voor Paul Celan’) Wordt vervolgd.