verder met Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’. DEEL ZES ‘Gaan we nu verder dan de conventionele ficties van kalender of klok waardoor in de taal de markeringen van de datering worden geclassificeerd. Radicaliseren of generaliseren we zonder in kunstmatigheid te vervallen,dan kunnen we zeggen dat het dichterlijke schrijven zich geheel en al voor datering leent. De ‘Bremer toespraak’ memoreert dat nog een keer;een gedicht is van een bepaalde plaats onderweg naar een ‘open plaats’ (‘een aanspreekbaar jij’);het trekt voort ‘door’ de tijd ‘heen’,het is nooit ’tijdloos’. Het draagt slechts het chiffre van enkelvoudigheid in zich,biedt plaats,memoreert de plaats,biedt en memoreert de tijd,op het gevaar af deze te verliezen in de holocaustische algemeenheid van de weerkeer en de leesbaarheid van het concept,in de verjarende herhaling van het niet-herhaalbare. Overal waar een signatuur het idioom opneemt om in de taal een spoor achter te laten,de herinnering aan een tezelfder kere unieke én iterabele,cryptische én leesbare insnijding,is er van datum sprake. Niet van de absolute datum:die is er evenmin als het ‘absolute gedicht’;maar van datum,de waanzin van het ‘wanneer’, de ‘wann/Wahnsinn’, het ondenkbare Einmal,de schrikwekkende tweeslachtigheid van het sjibbolet,teken van toebehoren en dreiging van discriminatie,niet te onderscheiden onderscheid tussen verbond en oorlog. Een datum onderscheidt en onderstelt een plaats,is een situatie. Hij kan plaats bieden aan berekeningen. Maar aan het slot van de rekening rekent hij niet meer. De crypte kan niet langer een effect van dissimulatie zijn,het werk van een hermetisch dichter die met behulp van het chiffre gewiekst de verborgenheid zoekt en gretig verleidt. Een datum fascineert,maar is niet gemaakt om te fascineren. De crypte heeft overal dáár plaats(zij is een passie,niet een actie van de dichter)waar een singuliere insnijding de taal markeert. We kerven wel een datum in,als in een boom,de schors geschroeid door vurige chiffres,maar de stem van het gedicht draagt veel verder dan de singuliere insnijding. Daarmee bedoel ik dat die insnijding leesbaar wordt voor sommigen die aan het gebeuren of de constellatie van de daarin geconsigneerde gebeurtenissen part noch deel hebben,die van die deling zijn uitgesloten. Zodat zij toch daarin kunnen delen.'(bladzijde 87-88 uit Jacques Derrida ‘Sjibbolet voor Paul Celan’) Wordt vervolgd.