eerst een gedicht van Paul Celan; uit ‘Niemandsrose’: ‘WOHIN MIR das Wort,das unsterblich war,fiel:/in die Himmelsschlucht hinter der Stirn,/dahin geht,geleitet von Speichel und Müll,/der Siebenstern,der mit mir lebt./// Im Nachthaus die Reime,der Atem im Kot,/das Auge ein Bilderknecht-/Und dennoch:ein aufrechtes Schweigen,ein Stein,/der die Teufelsstiege umgeht.’ Uit’Paul Celan Die Gedichte’,herausgegeben und kommentiert von Barbara Wiedemann. Werkjas aan. Hoe werkt het? Hoe zit het in elkaar? Een paar dagen geleden ook door het lezen van Brillenburg Wurth maar ook door andere woorden groei je weer in die onzekerheid. Dan weer op zoek naar antwoorden. Zittend op een onmogelijke plek valt je weer iets in. Kom je boeken tegen. Gevonden uit 1998 ‘Staat van ervaring’, een artikel van Rudie Fuchs. Het essay staat in het boek ‘Rudie Fuchs tussen kunstenaars’. Hij noemt het een romance. Ik schrijf het hele artikel over; onderdeel van mijn ochtendritueel. Elke dag een stuk,bijvoorbeeld een bladzijde. Celan ,zolang ik werk aan de hommage, citeer ik ook elke dag. ‘Staat van ervaring. Prenten van Donald Judd had ik altijd al gezien. Het waren sterke beelden,geometrische fraseringen in heldere kleuren,die makkelijk in de herinnering bleven hangen. Maar toen ik in de late jaren zestig de kunst van Judd beter leerde kennen,maakten de driedimensionale objecten toch meer indruk. In de artistieke omgeving van toen,waarin de toon gezet werd door kleurrijke pop-art,verschenen die eenvoudige strakke objecten als een dramatische onafhankelijkheidsverklaring. Zo volstrekt abstract, zonder handschrift,was kunst nog nooit geweest. De prenten,dacht ik toen,legden het in hardheid tegen de objecten af;ze waren zachtaardiger van karakter. Hun techniek was ook traditioneler:houtsnede op zacht papier. (Etsen begon Judd pas in 1974 te maken;die zijn zeer precies en scherp van lijn en zien er soms uit als technische tekeningen;die lineaire scherpte kwam meer overeen met de kantige contouren van de metalen objecten.) Omdat de houtsneden in materieel opzicht een andere indruk maakten dan de objecten,ondanks het feit dat hun motieven gelijksoortig abstract waren,beschouwde ik ze lange tijd als producten terzijde van het eigenlijke werk;soms ook leken ze mij een soort studies voor een iconografisch repertoire. Maar ik had het mis. Dat merkte ik toen ik later,in de jaren tachtig, Donald Judd persoonlijk goed leerde kennen. Intussen was het type kunst dat hij maakte (met dat van anderen:Carl Andre, Dan Flavin,Sol LeWitt)bekend geworden onder de naam minimal-art. Hij had daar een grote hekel aan. De term was te veel betrokken op de formele kant van het werk. Weliswaar was de eenvoudige,ritmische geometrie misschien het meest opvallende aspect van zijn kunst(een deel van het publiek nam daar ook de meeste aanstoot aan),maar in zijn ogen was die geometrie niet meer dan een uitgangspunt.'(blz 157-158)