een gedicht van Paul Celan. Uit ‘Die Niemandsrose’. ‘BEI WEIN UND VERLORENHEIT,bei/beider Neige:/// ich ritt durch den Schnee,hörst du,/ich ritt Gott in die Ferne – die Nähe,er sang,/es war/unser letzten Ritt über/die Menschen-Hürden./// Sie duckten sich,wenn/sie uns uber sich hörten,sie/schrieben,sie/logen unser Gewieher/um in eine/ihrer bebilderten Sprachen.'(uit ‘Paul Celan Die Gedichte’ bladzijde 126. Herausgegeben und kommentiert von Barbara Wiedemann.) En nu Rudi Fuchs ‘Staat van ervaring’. Vervolg. ‘Net zo is er iets gebeurd tussen het schilderij van Malevitsj uit 1912. ‘De houthakker’,en de eerste abstracte,suprematistische schilderijen een jaar of drie later. Als we dat wisten,wat er gebeurd is,dan zouden we het geheim ontraadseld hebben;hoe die opeenhoping van ervaring misschien nog door intuïtie wordt gericht. Maar het precieze weten we er niet van. Dus kijken we het best naar wat we zien;het feitelijke handwerk.(Dat is,nogmaals,iets anders dan al die filosofische en kunstpolitieke gedachten die over het ontstaan van het suprematisme op papier zijn gezet-niet in de laatste plaats door Malevitsj zelf.) We kunnen aannemen dat Malevitsj,net als Cezanne naar de berg,naar houthakkers op een erf heeft zitten kijken. In het schilderij is niets verzonnen,maar wat hij zag,wist hij pas toen het schilderij begon te ontstaan. Je kunt bij houthakkers van alles zien. De nadruk kan komen te liggen(ook in een schilderij)op de anekdotische levendigheid van zo’n tafereel of op de plek,een erf of een bos,en dan op bepaalde kleuren zoals groen en bruin. Het kan winter zijn in het bos. Je kunt houthakkers van dichtbij zien,als imposante gestalten,of van verder weg-op atmosferische afstand als stoffage in een landschap. Hoewel de Mont Sainte-Victoire in de schilderijen op de horizon ligt,heeft Cezanne hem optisch toch van dichtbij geschilderd:niet als landschap maar als object,met de inzet van de stillevenschilder. Hij werkte aan een ding,hoe dat goed in elkaar gezet te krijgen. Dezelfde mentaliteit is merkbaar bij Malevitsj. Hij concentreert zich op de typische pose van de houthakker:een patroon van bewegingen die hij behoedzaam maar stevig in elkaar schuift en precies met de omgeving verbindt. De vormen werden daarbij geprononceerder,hun omtrek strak. Het patroon dat de houthakker geworden is,een ornament bijna,ging in de verdere bewerking ervan een eigen leven leiden,dat lag in de natuur van zijn artistieke ervaring van dat moment. Ontdekte Malevitsj in de scheef en hoekig geconstrueerde houthakker(de typische houding en beweging van een lichaam dat meedraait met het zwaaien van de bijl)een formele interesse voor zulke schuins verlopende,ritmische patronen?(Ook de dispositie van de kleuren ondersteunt dat ritme.) Veel suprematistische schilderijen laten,abstract dan wel,zulke patronen zien. Was dit dan de kern van de ervaring?’ (bladzijde 165 uit ‘Rudi Fuchs tussen kunstenaars,een romance’) Wordt vervolgd.