een gedicht van Paul Celan. Mijn hommagecollage voor Celan is misschien wel af. Foto volgt.Uit ‘Sprachgitter’. ‘EINE HAND// Der Tisch,aus Stundenholz,mit/dem Reisgericht und den Wein./Es wird/geschwiegen,gegessen,getrunken.// Eine Hand,die ich küsste,/leuchter den Mündern.’ (bladzijde 106 uit ‘Paul Celan Die Gedichte’. Herausgegeben und kommentiert von Barbara Wiedemann.) En nu verder met het voorwoord van Claude Lefort bij ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty. ‘Maar hoe duidelijk dit ook is,deze samenhang mag niet doen vergeten wat het werk van onze auteur aan zijn bezinning op de schilderkunst te danken heeft. Zij komt al tot uitdrukking in ‘Le doute de Cézanne’, een van zijn allereerste essays,gepubliceerd (in het tijdschrift Fontaine) in hetzelfde jaar waarin de ‘Phénoménologie de la perception'(1945)verschijnt,maar drie jaar eerder geredigeerd. Ze krijgt een vervolg in het essay ‘Le langage indirect et les voix du silence'(1952,opgenomen in de bundel Signes,1960) – een herziene versie van het hoofdstuk uit een onafgemaakt boek,’La prose de monde’- , waarin een opvatting van de expressie en de geschiedenis wordt geschetst die een overgang aankondigt voorbij de grenzen van de fenomenologie,de eis van een nieuwe ontologie waaraan de laatste geschriften ten volle recht zullen doen. Als het vaststaat dat de weigering om Husserl te volgen in de uitwerking van een nieuw soort idealisme voortkomt uit de analyse van de tegenstrijdigheden waarin deze poging verstrikt raakt,dan bestaat er geen twijfel over dat zij ook berust op de vaststelling van de paradoxen waarmee de expressie,de kunst en de schilderkunst in het bijzonder zich voeden. De schilderkunst stelt zich niet tevreden met de illusie van een zuivere terugkeer naar ‘de zwijgende ervaring’, met een blootleggen van de essentie waarin de activiteit van het transcendentale bewustzijn herkend zou worden. Het werk van de schilder overtuigt Merleau-Ponty van de onmogelijke splitsing van het zien en het zichtbare,van de verschijning en het zijn. Het brengt hem het getuigenis van een eindeloze ondervraging,die zich van werk tot werk telkens opnieuw hervat zonder ooit in een oplossing uit te monden en toch een weten oplevert. Deze kennis van het zichtbare heeft de bijzondere eigenschap dat ze alleen wordt verkregen door een handeling die dit zichtbare tot een gebeurtenis maakt op een doek.'(bladzijde 12-13 van het voorwoord van Claude Lefort bij ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd.