gewoon weer verder met ‘Oog en geest’ van Merleau-Ponty. ‘Een cartesiaan kan geloven dat de bestaande wereld niet zichtbaar is,dat het enige licht het licht van de geest is,dat al het zien zich in God voltrekt. Een schilder kan niet toegeven dat onze opening naar de wereld denkbeeldig of indirect is,dat datgene wat wij zien niet de wereld zelf is,dat de geest alleen met zijn eigen gedachten of met een andere geest te maken heeft. Hij aanvaardt de mythe van de vensters van de ziel met al haar problemen:wat zonder plaats is moet aan een lichaam worden gebonden,en bovendien moet het door dit lichaam in alle andere en in de natuur worden ingewijd. Wat het zien ons leert moet letterlijk worden genomen,namelijk dat wij door het zien de zon,de sterren raken,dat wij overal tegelijk zijn,even dicht bij de verre als bij de nabije dingen,en dat zelfs ons vermogen om ons ergens anders voor te stellen – ‘ik lig in Petersburg in mijn bed;in Parijs zien mijn ogen de zon’-,en ons vermogen om onze blik vrij te richten op werkelijk bestaande dingen,waar ze ook mogen zijn,nog altijd aan het zien zijn ontleend en weer gebruik maken van de middelen die wij ervan hebben gekregen.'(bladzijde 56-57 uit ‘Oog en geest’ van Maurice Merleau-Ponty) Wordt vervolgd. En nu verder met Cantos 20 van Ezra Pound. ‘Die de olijven bij Sparta nooit zouden zien,/ De bladeren groen,dan niet groen,/ Het verspringen van licht in het lover;/ Die de bronzen zaal en het haardvuur niet hebben gekend,/ Noch de meiden der vorstin besliepen;/ Die geen Kirkè als bedgenoot hadden,Kirkè Titania,/ En geen maal van Kalypso ontvingen;/ Haar zijden rokken ritselden niet langs hun dijen./ Geven! Wat werd hun gegeven?/ Oorproppen./ Gif,oorproppen,/ en een zilt graf bij het bokveld,/ neson amumona,hun koppen als kraaien in zeeschuim,/ Zwarte vlekken,zeewier in bliksemlicht;/ ‘Ingeblikt vlees van Apollo,tien bussen per boot.’ Ligur’aoide./// En uit het laagland vanwaar het water wegstroomt,/ De straten,terug en naar rechts,een weg in het gras,/ Het luipaard van Khan;de jonge Sallustio’ (bladzijde 91 uit ‘Ezra Pound 15 Cantos’ vertaald en verzorgd door H.C. ten Berge) Wordt vervolgd.