met Kiene Brillenburg Wurth;’Intermedialiteit & Tree of Codes van Jonathan Safran Foer’, ondertitel ‘Kunst is zichzelf niet meer’. ‘Verschillen tussen kunsten,overeenkomsten tussen kunsten,grenzen en betrekkingen:hoe uiteenlopend ook,toch maakt zowel de positie van Lessing als de positie van Ruskin vergelijkingen tussen de kunsten mogelijk. Lessing maakt vergelijkingen mogelijk door representatiegrenzen te stellen:beeldende kunst kan niet wat woordkunst wel kan,woordkunst mag wat beeldende kunst niet mag doen. Ruskin en de verdedigers van de zusterkunsten maken vergelijkingen mogelijk door te laten zien wat verschillende kunsten gemeen hebben en hoe ze open voor elkaar staan. Hoe dan ook,vanuit verschil of analogie gedacht,de mogelijkheid van de vergelijking tussen kunsten ligt aan de basis van het hedendaagse debat over intermedialiteit. Intermedia en intermedialiteit In de twintigste eeuw heette het onderzoek naar intermedialiteit aanvankelijk ‘interart poetics” : een poëtica van de bewegingen tussen de kunsten. Vaak ging het daarbij om de vraag of en hoe iets wat de ene kunstvorm deed of kon,bijvoorbeeld verhalen vertellen,vertaald kon worden in een andere kunstvorm,of om hoe bepaalde kunstwerken tussen (inter) bestaande kunsten invielen. Eric Vos heeft bijvoorbeeld laten zien dat ‘mail art’ zich als een genre zonder mediale thuisbasis heeft ontwikkeld,tussen beeld en schrift in (Vos 1997). Dit soort onbesliste genres werden in de jaren zestig van de vorige eeuw al aangemerkt als ‘intermedia’ door kunstenaar en criticus Dick Higgens. Zo noemde hij kunstwerken die (nog) niet geclassificeerd konden worden volgens een bestaande orde van vormen. Ze behoorden noch tot de ene,noch tot de andere kunst.'(bladzijde 153-154) Wordt vervolgd. Nu weer Cantos LXXIV uit ‘Ezra Pound De Pisaanse Cantos’ ingeleid,vertaald en toegelicht door Paul Claes & Mon Nys. ‘Is puur onrecht zei J. Adams/ tegen 35 in plaats van 21,65/ ongetwijfeld onder invloed van wat zijn vader/ in Byzantium had gebouwd/ ongetwijfeld onder invloed van het gebroed van de grote Meyer Anselm/ Dit hoorde de oude H. van de militarist met zijn ezelsoren in Byzantium/ ‘Waarom stoppen?’ ‘Om opnieuw te beginnen als we/ sterker zijn.’/ en de jonge / de tip van de Augiasstallen in Parijs/ met Sieff in zijn dienst,of niet/ dat is ook mogelijk,/ liet zo zijn invloed gelden./ Meyer Anselm,een sprrrookje,ja,ja,dat wel/ maar je bent goed gek als je er twee eeuwen later nog intrapt/// de blonde bastaards van hun tronen, en smijt ze./ de smous is de prikkel,en de gojim zijn grotendeels/ vee met een max. van volgzaamheid op weg/ naar een winstgevende slachtpartij. maar als/ een plaats versalzen is…?/ Door gerechtigheid,/ door de wet,uit de wet of anders staat het niet in het contract’ (bladzijde 40-41) Wordt vervolgd.