met Kiene Brillenburg Wurth; ‘Intermedialiteit & Tree of Codes van Jonathan Safran Foer’, ondertitel ‘Kunst is zichzelf niet meer’. ‘Vanaf de jaren tachtig en negentig nam ‘intermedialiteit’ steeds meer de plaats in van ‘interart poetics’ als een overkoepelende term voor het onderzoek naar de interactie tussen kunsten – zowel in Canada en Amerika als in Europa. Voor het merendeel van de onderzoekers naar intermedialiteit gold dat media of kunstvormen niet langer afzonderlijk onderzocht konden worden. Volgens hen is in het ene medium altijd iets van de manier van ‘doen’ van de ander aanwezig. Zo is het haast niet mogelijk de Britse,Duitse en Franse dicht- en schilderkunst uit de achttiende en negentiende eeuw te bestuderen zonder rekening te houden met ontwikkelingen in de instrumentele muziek,hoe men toen over muziek dacht en de manier waarop andere kunsten muziek wilden ‘evenaren’. Ook kunnen we de modernistische literatuur niet los zien van de opkomst van film en filmische technieken zoals de montage,die we in de literatuur terugzien bij schrijvers zoals James Joyce,Virginia Wolf,Alfred Dublin of John Dos Passos. De ene kunst vormt zo de interpretatieve context voor de ander:ze staan nooit helemaal op zichzelf. Hoe zit het precies met die aanwezigheid van de ene kunstvorm in de andere? Welke vormen kan intermedialiteit aannemen als een wisselwerking tussen de kunsten? Irina Rajewski heeft intermedialiteit in drie concrete mogelijkheden ingedeeld: 1. Mediale transpositie:de bewerking van een tekst,object,thema,motief,enzovoort,van het ene medium naar het andere. Een voorbeeld is adaptatie,zoals een filmische bewerking van een roman. 2.De combinatie van twee of meer media in een kunstwerk, Dit wordt ook wel mixed media genoemd,zoals opera,film of installatiekunst. 3.Intermediale verwijzing en imitatie:het verwijzen naar en/of imiteren van het ene medium door het andere,zoals Paul van Ostayen naar muziek verwijst in zijn iconische typografie van ‘Boem paukeslag’.'(bladzijde 156) Wordt vervolgd. Nu weer Cantos LXXIV uit ‘Ezra Pound De Pisaanse Cantos’ ingeleid,vertaald en toegelicht door Paul Claes & Mon Nys. ‘en in zijn boekenrek stond het Leven van Henry Ford/ en ook een exemplaar van de Divina Commedia/ en van de Gedichte van Heine/ een aardig dorpje in Tirol in een breed vlak dal/ bij Innsbruck en toen een biljet van het/ dorpje Wörgl in Innsbruck/ over een toonbank ging/ en de bankier zag het/ kregen alle klunzen in Europa schrik/ Frau Burgomeister zei ‘niemand/ in dit dorp kon een stuk i/d krant schrijven./ Wisten dat het geld was maar beweerden dat het er geen was/ om de wet aan hun kant te hebben.’/ Maar in Rusland verknoeiden ze ’t en snapten blijkbaar/ niet wat een arbeidscertificaat was/ en startten hun N.E.P. catastrofaal/ met het opofferen van mensen aan machines/ en kanaalaanleg en een hoog sterftecijfer/ (wat in de lijn der verwachtingen lag)/ en gingen over tot dumping om het water te vertroebelen’/ (bladzijde 42) Wordt vervolgd.