met Kiene Brillenburg Wurth ‘Intermedialiteit & Tree of Codes van Jonathan Safran Foer’,ondertitel ‘Kunst is zichzelf niet meer’. ‘Dit is een manier van herinneren die Foer zelf naar voren haalt wanneer hij over ‘Tree of Codes’ schrijft als ‘een briefje … dat werd achtergelaten in de muur’- een briefje dat in de Joodse traditie verwijst naar de laatste muur,het laatste,onuitwisbare spoor van de Tweede Tempel,die bleef staan nadat de tempel was verwoest(137). Een getuigenis tegen vergeten. En het boek van Foer is ook een leesgeschiedenis:een archief van Foers lezing van de verhalen van Schulz. Wij lezen de weerslag,de overblijfselen van die lezing,sommige delen van de tekst die zijn onthouden,op de voorgrond geplaatst,andere delen die zijn vergeten en verduisterd. wat dat betreft staat ‘Tree of Codes’ in een lange traditie. Foer verwijst in interviews zelf veel naar Tom Philips en het is inderdaad diens levenswerk:’A Humument’ waar ‘Tree of Codes’ naar verwijst als een ‘exhumation’. ‘A Humument’ is een doodlopend project sinds de jaren zeventig,toen Tom Philips – geïnspireerd door Burroughs – tegen zichzelf zei:het eerste boek dat ik voor threepence kan kopen op straat,ga ik bewerken. Dat was de victoriaanse roman ‘A Human Document’ van W.H. Mallock. Philips schilderde,tekende en kraste over de bestaande pagina’s heen – een intermediale inbreuk -,zodat per pagina maar een paar woorden overbleven. Dat de titel gereduceerd kon worden tot ‘A Humument’ kwam wel erg mooi uit,want het levenswerk van Philips lijkt een tekst-uitgraving(exhumation). Bijna alles is weggeschraapt zodat iets anders,een nieuwe,gefragmenteerde tekst,naar boven kon komen. Hoewel ‘A Humument’ kleurrijk is en ‘Tree of Codes’ juist niet,is het werk van Foer volgens dezelfde principes gemaakt:het overschrijven,uitwissen,verduisteren van een gevonden tekst.'(bladzijde 163) Wordt vervolgd. Nu weer Cantos LXXIV uit ‘Ezra Pound De Pisaanse Cantos’, ingeleid,vertaald en toegelicht door Paul Claes & Mon Nys. ‘en de oude Rhys,Ernest,was een liefhebber van schoonheid/ en toen hij nog ingenieur in een koolmijn was/ stormde hem in de mijngang uitgelaten een man voorbij/ met stralend-blij gezicht/ ”k ‘ep d’rnet Tommy Luff…..’/ en omdat Luff dubbel zo groot was,begreep Rhys er niets van/ De muzen zijn dochters van de herinnering/ Clio,Terpsichore/ en Granvile was een liefhebber van schoonheid/ en alle drie de dames wachtten/ ‘en met een naam voor de toekomst’/ (Grieks woord volgt)/// aram vult nemus/// Madam Lucrezia kwam/ en op de achterkant van de deur in Cesena/ staan.of stonden,nog de initialen/ joli quart d’heure,(nella Malatestiana)/ Torquato waar zijt gij?/ in het kletteren van de hoeven op de keien bij Tevere’ (bladzijde 47) Wordt vervolgd.