met Kiene Brillenburg Wurth ‘Intermedialiteit & Tree of Codes van Jonathan Safran Foer’,ondertitel ‘Kunst is zichzelf niet meer’. ‘Is het zo dat we ‘Tree of Codes’ en ‘A Humument’ moeten zien als herschrijvingen van de palimpsest – de palimpsest die sinds de negentiende eeuw niet alleen de betekenis heeft van en gelaagde tekst,maar ook een symbool voor de herinnering is geworden? ‘Tree of Codes’ voert deze dubbele betekenis van de palimpsest nauwgezet uit:het verbeeldt de grenzen en doorgangen van de herinnering,als een driedimensionale tekst waarin flarden van zinnen over elkaar heen zijn opgeslagen,sommige leesbaar door de gaten in de bladzijden heen,andere verborgen achter het papier. Die flarden veranderen steeds als je door het boek bladert,omdat de gaten in het boek steeds andere woordcombinaties mogelijk maken. Toch denk ik dat deze driedimensionaliteit of gelaagdheid van ‘Tree of Codes’ niet alleen een oude vorm van schrift en overschrijving verwerkt,maar ook wijst naar elektronische vormen van tekstualiteit waar we sinds de jaren tachtig gewend aan zijn geraakt op het computerscherm:de hypertekst. Overigens is dat geen toeval,want de hypertekst is in wezen een elektronische palimpsest. Een hypertekst is een tekst met ingesloten links of koppelingen die geen of preciezer gezegd:in mindere mate – lineaire structuur heeft, zodat er verschillende mogelijkheden en richtingen zijn om deze tekst te lezen(zie ook hoofdstuk 3.3). Hyperfictie plaatst deze link-structuur op de voorgrond. Het gaat hier om elektronische romans waarbij de lezer zelf kan bepalen hoe hij,via links,door de tekst navigeert.'(bladzijde 164) Wordt vervolgd. Nu weer Cantos LXXIV uit ‘Ezra Pound De Pisaanse Cantos’ ingeleid,vertaald en toegelicht door Paul Claes & Mon Nys. ‘formato loco/ Arachne mi porta fortuna/ en daar blijven, weer opduikende ( Grieks woord volgt)/ en nog steeds in Trastevere/ ter vergoddelijking van keizers/ en de medaillons/ om Achai te smeden/ en wat het schaken met zwarte Jim betreft/ op de bovenkant van een ton waar nu de Ritz-Carlton is/ en de stem van Monsieur Fouquet of de Napoleon III-/ barbiche van Mr Quackenbos, of Quackenbush/ zoals ik dacht,/ en Mrs Chittenden haar grootse airs/ en de restanten van het oude Zuiden/ op Manhattan aangespoeld en de bruinrode steen/ of (later) de buitentrap/ naar de ingang van Mouquin/ of de oude Train(Francis) in zijn eenvoudige houten stoel op het trottoir’ (bladzijde 48) Wordt vervolgd.