met de recensie van Kees Fens over het boek ‘Bloeiend puin’ van Anneke Brassinga. ‘Ze blijft ook zeer dicht bij de schrijvers:Casanova – heel boeiend,misschien vooral door de wijze waarop Theresia van Avilla met haar ‘Het Kasteel der Ziel’ het rijk van de grote minnaar wordt binnen geschreven – Diderot(die door haar directe woorden misschien voor het eerst verlegen is geworden), Proust – voor een enkele zin moet je de hele ‘À la recherche” herlezen,de heldere duisterling Kees Ouwens (Brassinga’s bewondering voor hem heb ik van dichtbij gezien in een juryvergadering) en – in een magistraal opstel, waarin poëzie een proces van doorgaande voortbrenging wordt – Leopold. Het knappe is dat Brassinga na Sötemann en Van Halsema – beiden door haar met bewondering genoemd – nieuwe gedachten weet te ontwikkelen. Wie in de academische traditie blijft of in het traditionele essay,zal zwijgen. Maar de originaliteit in visie (en in taal!) van Brassinga laat Leopold toch even opnieuw ontluiken. Gedachtenspel is ook een taalspel. Dat maakt lezing van de essays soms een beetje moeilijk,zeker wanneer lichte overdaad en overmoed intreden. Maar veel wordt vergoed,als Brassinga in een bespreking van de Nederlandse vertaling van ‘Finnigans Wake’ zelf de geestige taalexperimenten van Joyce overneemt. Wie schrijvers zo dicht nadert als Brassinga,kan ook een meesterlijke imitator zijn.'(bladzijde 25 uit de Volkskrant van 7 maart 2008) Wordt vervolgd. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Het is een hachelijke zaak om aantekeningen uit te leggen,het is net of men ze dan terugneemt.'(blz. 10) ‘De klaagmeute van olifanten:de meest aangrijpende van alle klaagmeutes.'(blz. 12) ‘Een land dat eens in de tien jaar van taal wisselt. Taalwisselkantoren.'(blz. 13) ‘De verborgen doelmatigheid van het aarzelen die een heel leven effectief is geweest,zonder dat hij deze zelf begrepen had. Deze aarzeling vormt het belang van zijn denken,daarzonder zou het enkel wind zijn.'(blz. 13) ‘Het enige dat zich niet op hem wreekt,zijn aantekeningen.'(blz. 14) Wordt vervolgd.