met het essay van Wjm Kok ‘Bicycle Wheel.Het conceptuele model van Marcel Duchamp’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Het duurde nog bijna vijftig jaar voordat langzaam de historische relevantie van de readymades onderkend werd en de noodzaak ze alsnog in de collecties van musea op te nemen ineens urgent werd. Van de tien readymades die Duchamp door de jaren heen maakte,doorstond slechts één de tand des tijds. Ad Reinhardt beschouwde het museum als grafkamer,de ultieme plek voor het kunstwerk. Duchamp sprak regelmatig over het ‘leven en de dood’ van een kunstwerk. Terwijl Reinhardt de dood van het kunstwerk zag als een vorm van zijn vereeuwiging,duidde zij voor Duchamp luist op het tijdelijke,alsof de dood net zo tijdelijk zou zijn als een mensenleven. Bovendien kon die dood bespoedigd worden door de blik van te veel toeschouwers. Hij geeft de ‘Mona Lisa’ als voorbeeld,’hoe prachtig haar lach ook mag zijn,er is zoveel naar gekeken dat de lach van haar gezicht verdwenen is'(Duchamp in Thomkins 2013:60,vert.auteur). Duchamps gedachten over de macht van de toeschouwer gaan ver,niet alleen als conditie voor de voleindiging van kunstwerken,maar tevens potentieel in kwantitatieve zin als mogelijke oorzaak van haar opheffing of vernietiging. Hij geloofde dat als er miljoenen mensen naar een schilderij kijken,zij het schilderij,zonder het te weten,al dan niet fysiek vernietigen. Aldus bleven de ‘graven’ van de readymades in het museum leeg. Hun ontsnapping aan de greep van de conservering van musea en de territorialisering van de kunstgeschiedenis verliep glad(smooth). Dit staat in schril contrast met het opzettelijk ondergronds gehouden atelier van Duchamp,in welks gladde ruimte tegelijkertijd een zorgvuldig gekozen gestreepte strategie werd uitgezet,waarvan de wereld tot aan zijn dood twee decennia lang onwetend werd gehouden. Deleuze en Guattari waarschuwden:’Geloof nooit dat een gladden ruimte(smooth place) voldoende zal zijn om ons te redden'(Deleuze 1987:500,vert.auteur). Voeg daarbij Lyotards ‘resolutie’ over Duchamps ‘Given’:’Maar denk maar niet dat je gered zal worden door je bij hem aan te sluiten'(Lyotard 1990:II).'(bladzijde 60-61) Dit was het essay van Wjm Kok, morgen een nieuw essay uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. Nu weer een paar aantekeningen van Elias Canetti uit ‘Het geheime hart van het uurwerk’. ‘Wat men als ‘definitief’ opschrijft,is dat het minst. Maar het onzekere,het vluchtige misschien,blijft door wat eraan ontbreekt bestaan.'(blz. 129) ‘Terug naar afgeronde,rustige zinnen die veilig op hun benen staan en niet uit alle poriën druipen,'(blz. 129) ‘Musil is mijn verstand,zoals sommigen Fransen dat altijd al zijn geweest. Hij raakt niet in paniek of laat het niet merken. Dreigementen weerstaat hij als een soldaat,maar hij begrijpt ze. Hij is gevoelig en niet van zijn stuk te brengen. Wie weekhartigheid verafschuwt,kan zijn toevlucht bij hem zoeken. Men schaamt zich niet te denken dat hij een man is. Hij is niet alleen oor. Hij kan door zwijgen beledigen. Zijn belediging troost.'(blz. 129) Wordt vervolgd.