met het essay van Birgit Mara Kaiser ‘Zintuiglijk denken en het vraagstuk van de esthetica’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Het enige waardoor Kleist haar gedrag begrijpelijk maakt voor de graaf,en voor de lezer,zijn eigenlijk de overdadig geromantiseerde schijnverklaringen,zoals koortsdromen en het praten in de slaap. Toch verklaren zij stuk voor stuk niet echt waarom Käthchen oorspronkelijk zo gefascineerd raakte door de graaf,noch verklaren ze de ongelofelijke manier waarop zij de beproevingen weet te doorstaan zonder er ooit aan te twijfelen dat zij gelijk heeft. Het toneelstuk is naar mijn idee onder meer een beschouwing over de kennis die onder de oppervlakte van duidelijkheid en bewustzijn werkzaam is,maar die daarom niet minder scherp of levendig hoeft te zijn;het is de kunst om analoog aan de rede te denken,zouden we met Baumgarten kunnen zeggen. Het is precies ‘helder-verward’ in de leibniziaanse betekenis,het is zeker van zichzelf als de waarneming van een ‘je ne sais quoi’,zonder de mogelijkheid om het te ontrafelen en te ontleden. ‘Das Käthchen von Heilbronn’,het dramatische stuk uit Kleists oeuvre dat voor mij in deze context exemplarisch is,laat om die reden hetzelfde probleem zien dat in ‘Over het marionettentheater’ wordt aangestipt:buiten-rationele vormen van kennis,’zintuigelijk te denken’ in de woorden van Baumgarten,voortbouwend op wat Leibniz het ‘je ne sais quoi’ had genoemd.’ (bladzijde 129-130) Wordt vervolgd. Nu weer een paar citaten uit de biografie van Sven Hanuschek over Elias Canetti. Uit het hoofdstuk ‘Canetti’s Centraal Massief De aantekeningen’. ‘Canetti’s thematische repertoire,de schijnbare eenvoud van de taal,het enigszins verwarrende hij- en ik-standpunt in de aantekeningen,de mengeling van eigen en geciteerde uitspraken – dat alles staat rond de jaarwisseling van 1931-1932 evenzeer vast als zijn vastberadenheid om alles op aarde waar te nemen.’Alles maakt indruk op me. Ik heb nergens een voorkeur voor.'(blz. 160) ‘Een beslissende impuls voor de vorm van Canetti’s aantekeningen was zijn lectuur van de Chinese filosofen,vooral Confucius en Zhuang Zi,en van de presocratici.'(blz. 160) ‘Met de presocratici,die voor een deel nog ten tijde van Socrates bestonden,verbond Canetti de afkeer van elk gesloten systeem. Zij behoorden tot de eersten die schriftelijk,discursief,in proza hebben gefilosofeerd. Van grotere invloed dan de afwijzing van een systeem is de uiterlijke vorm waarin het presocratische denken is overgeleverd:het verbrokkelde.Die vorm van de presocratici,zo heeft Canetti zelfs een keer geschreven,’het fragmentarische,was van alle invloeden op je leven het grootst’.'(blz. 160) ‘Dat zijn niet de Grieken van Canetti(H.heeft het over Plato en Aristoteles. W.B.);zijn Grieken zijn eerder de mysterien van Eleusis,de orakelspreuken,de ‘duistere’ Heraclitus. Hun fragmenten waren ‘door geen uitleg ontmand’,zij bleven ‘verbazingwekkend,ongeloofwaardig,afschrikwekkend,vernietigend. Geen zin te vroom,zelfs niet als hij bedoeld was om te sussen.’ (blz. 161) Wordt vervolgd.