met het essay van Laura van Grinsven ‘Het spook van Van Gogh’ ondertitel ‘Na de polyloog van Heidegger,Schapiro en Derrida’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘De schoenen van Van Gogh zijn niet meer een geheel met de wereld van de boerin(geborgen),maar krijgen een eigen wereld in het werk(treden in de onverborgenheid). Het is niet nodig dat de schoenen ergens in werkelijkheid bestaan. ‘Wat gebeurt hier? Wat is er in het werk aan het werk? Van Goghs schilderij is de openstelling van wat het tuig,het paar boerenschoenen,in waarheid is'(Heidegger 2009: 47). Een diepere waarheid,die over het dienstige van de dingen om ons heen gaat. Over de blindheid voor het zijnde van de dingen en de onmogelijkheid voor ons de dingen in hun wezen te zien. Want dat de dingen zijnde zijn,zoals wij,schijnen we vergeten te zijn(zijnsvergetelheid). Van Goghs schilderij gaat over een waarheid van ons eigen bestaan,ons denken en betekenen. ‘Zo zou dan het wezen van de kunst zijn:het-zich-in-het-werk-stellen van de waarheid van het zijnde(Heidegger 2009: 47). Deze waarheid openbaren gaat niet zonder slag of stoot. Het komt voort uit een strijd in de toeschouwer,die uit de geborgen plek van zijn eigen wereld weggevoerd wordt naar die van het werk. ‘Het tot dan toe geldende wordt in zijn uitsluitende werkelijkheid door het werk weerlegd'(Heidegger 2009: 91). De toeschouwer wordt geconfronteerd met zijn eigen kennen en vertrouwheid. De waarheid die getoond wordt,is die van het-in-de-wereld-zijn en het besef van het zijn. Al is dit maar tijdelijk,alles is immer veranderlijk,immer wordend. De waarheid licht kortstondig op middels het werk,om vervolgens weer verborgen te worden. De waarheid gebeurt door de ‘Riss’:het openen,de opening of openheid,de speelruimte waardoor iets kan gebeuren,de open spleet of de scherpte (van de snede),die even onthuld wordt om zich dan weer te verbergen. Heideggers uitspraken over de boerenschoenen zijn niet gerelateerd aan de materialiteit van het werk. ‘Dit alles komt te voorschijn doordat het werk zich terugstelt[…]in het licht en donker van de kleur'(Heidegger 2009: 59). Het werk gaat voorbij aan de materialiteit en wordt een wereld op zichzelf die kortstondig verschijnt in de beleving van de toeschouwer. De ambachtelijkheid van de kunstenaar is daarmee niet onbelangrijk. Waar het echter om draait,zou een vorm van on-weten genoemd kunnen worden,een waarheid die alleen in het werk gekend kan worden en alleen daarin tot stand gebracht kan worden.’ (bladzijde 232) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van daniil charms uit ‘ik zat op het dak’. ‘Een zigeuner met een ruige baard/Vloog eens heel sierlijk boven de aard./Hij liet zich op zijn zwaar gespierde armen wiegen/Om vervolgens alle regelen der kunst te vliegen.//[6 augustus 1933) (bladzijde 277) Wordt vervolgd.