met het essay van Frank Vande Veire ‘Wat zij hier piept.is geen piepen’ ondertitel ‘Kafka en de vreemde gift die kunst is’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Maar hij laat niet na erop te wijzen dat deze publiekelijk uitgezongen vrolijkheid,die een onbekommerdheid is ten aanzien van de dood,enkel kan worden toegestaan mits hij de muizen niet afleidt van hun essentiële taken (arbeid en strijd) die erop gericht zijn de dood op afstand te houden. Deze afleiding is evenwel een feit. Op de momenten dat de muizen in de ban zijn van Josefine,zijn ze onvermijdelijk deels blind voor het onheil dat hen bedreigt. Daarom vindt de muis Josefines idee dat zij het volk tegen onheil beschermt zo absurd,zelfs haar – meer aannemelijke – idee dat zij haar volk de kracht geeft om het onheil te verdragen (829). Dit laatste idee is nochtans aannemelijk,en de muis weet het niet echt te weerleggen. Hij erkent dat de muizen zich in tijden waarin het onheil zich sterker opdringt,meer dan ooit schikken ‘in de tirannie van Josefine'(830) en zich hierdoor meer dan ooit geborgen voelen in de schoot van het volk. Kortom,niet alleen beschermt Josefine haar volk niet,haar optreden is zelfs gevaarlijk omdat het de alertheid van haar publiek doet afnemen. De muis mag dan tussen de regels door erkennen dat Josefines gezang zijn charme ontleent aan een lichtzinnige overgave aan de dood,hij staat erop dat deze overgave virtueel blijft. Dit betekent dat deze overgave onder geen beding mag worden verward met het gegeven dat het muizenvolk reëel bespied en bedreigd wordt door een dodelijke vijand. Er mag op geen enkele manier een kortsluiting optreden tussen de overgave aan Josefines extatische en spectaculaire performance en het angstige en reële blootstaan van het volk aan de vijand. Anders gezegd:het verband dat er effectief bestaat tussen deze twee blootgesteldheden moet onbesproken,liefst helemaal onbewust blijven. Een moeilijke ironie In Josefine reflecteert een muis over de betekenis die de zangeres Josefine voor het muizenvolk heeft. Deze reflectie heeft een uitgesproken essayistisch karakter. Het excentrieke fenomeen ‘Josefine’ wordt vanuit verschillende invalshoeken benaderd. De stijl is tastend en zoekend. De muis komt op een haast obsessieve manier telkens weer op hetzelfde probleem terug. Maar uiteraard lezen we Josefine niet zomaar als een essay. Het is en blijft een verhaal.'(bladzijde 264-265) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat uit de dagboekfragmenten en notities van daniil charms’ verzamelde werk ‘ik zat op het dak’. ‘1.Ieder menselijk leven heeft één enkel doel: onsterfelijkheid. 1a.Ieder menselijk leven heeft één enkel doel:het bereiken van onsterfelijkheid. 2.De een streeft naar onsterfelijkheid door het voortzetten van zijn geslacht,de ander verricht grootse aardse zaken om zijn naam onsterfelijk te maken. En alleen de derde leidt een rechtschapen en heilig leven om onsterfelijkheid te bereiken. 3.De mens kent slechts twee interesses:- een aardse:eten,drinken,warmte,een vrouw en rust – en een hemelse:onsterfelijkheid. 4.Al het aardse getuigt van de dood. 5.Er is een rechte lijn,waar al het aardse op ligt. En alleen dat wat niet op die lijn ligt,kan van onsterfelijkheid getuigen. 6.Dat is de reden dat de mens zoekt naar wat van die aardse lijn afwijkt en dat schitterend of geniaal noemt. Op 9 juni 1938 is Marisjenka bij me weggegaan en heeft voorlopig haar intrek genomen bij Varvara Sergejevna. O,een lakei te hebben die alle ongenode gasten bij de nek greep en eruit gooide! In de psalmen van David is veel troost voor verschillende gevallen,maar een mens,die in zichzelf een compleet gebrek aan talent heeft ontdekt,vindt geen troost,zelfs niet in de psalmen van David. 11 maart 1940’ (bladzijde 498 -499) Wordt vervolgd.