met het essay van Murat Aydemir ‘Zelfreflectie volgens Bacon & Lacan’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Enerzijds zit Dyer rustig,zijn ‘gezicht’ naar de schilder en de kijker toegewend;anderzijds kijkt hij abrupt weg,een beweging die wordt gesuggereerd door de positie van zijn hoofd en het vervagen van de rechterhelft van zijn lichaam. Waarom zit dit model niet stil? Wil Dyer niet geschilderd worden? En in het derde geval lijkt het erop alsof George Dyer (of Francis Bacon?) ergens verdwaald is geraakt in het spanningsveld tussen kunstenaar en model,tussen portret en spiegelbeeld,tussen poseren en schilderen. Het lijkt erop dat we naar een afbeelding van een anekdotische,alledaagse scène kijken:George Dyer poseert. Of:Dyer kijkt in de spiegel. Of:Francis Bacon kijkt naar zijn portret van Dyer. Specifieke onderdelen van de afbeeldingen zijn ogenblikkelijk te herkennen:een man,een pak,een stoel,een sigaret. De woorden ‘portret’en ‘spiegel’ in de titel beloven gelijkenis,een realistische afbeelding van iemand die bestaat. Ook de titel van het schilderij suggereert realisme:ze geeft ons drie elementen:een naam,George Dyer,en twee beeltenissen,een portret en een spiegelbeeld. Je zou verwachten dat die drie elementen samenkomen om de visuele identiteit van de man genaamd ‘George Dyer’ te bevestigen. Maar niets is minder waar. Naam,portret en spiegelbeeld bestendigen elkaar niet. Het smeltende gezicht in de spiegel kan niet het gezicht zijn van de zittende man. Het gezicht van de zittende man is vervormd,onzichtbaar. Het lukt ons dus niet om met een realistische blik naar dit schilderij te kijken. Het feit dat Bacons werk vaak zo realistisch lijkt,is verraderlijk. “Portrait of George Dyer in a Mirror’ suggereert realisme terwijl het schilderij zich daartoe niet laat reduceren. Juist daardoor geldt dit schilderij als een effectieve uitdaging van het realisme. Het schilderij is geen illustratie van een voorstelbare scène,noch een abstract,niet-figuratief werk,maar een intellectuele en kunstzinnige worsteling met de manier waarop representatie en identiteit – naam,portret en spiegelbeeld – kunnen samenvallen,of niet. Lacan en Bacon In wat volgt wil ik Bacons schilderij als volwaardige partner beschouwen van het academische en culturele debat over identiteit,visualiteit,narcisme en zelfreflectie.'(bladzijde 152) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat uit verhalen en scènes van daniil charms’ verzamelde werk ‘ik zat op het dak’. ‘Wat is het vreemd,wat is het onuitsprekelijk vreemd dat aan de andere kant van de wand,een man op de grond zit,met zijn lange benen in een rossige broek voor zich uitgestrekt en met een boosaardig gezicht. Je hoeft maar een gaatje in de wand te maken en erdoor te kijken en dan zie je die boosaardige man direct zitten. Maar het is niet nodig over hem na te denken. Wat stelt hij voor? Is hij geen deeltje van het dode leven dat vanuit imaginaire leegten op ons afvliegt? Wie hij ook is,voor mij kan hij de pot op. 22 juni 1931′(bladzijde 35) Wordt vervolgd.