met het essay van Murat Aydemir ‘Zelfreflectie volgens Bacon & Lacan’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Bacons werkwijze stond erom bekend dat hij zijn portretten meestal schilderde op basis van eerder genomen foto’s,niet op basis van poserende modellen. Nu wil het geval dat fotografie,in tegenstelling tot de imaginaire spiegel,Lacan voorziet van de metafoor om de visuele dimensie van het symbolische,de ‘blik’ of gaze,te karakteriseren. ‘What determines me,at the most profound level,in the visible,’schrijft hij, ‘is that gaze through which […]I am photo-graphed'(Lacan 1994:106). Vergelijkbaar met de manier waarop we ons voegen naar symbolische distincties,de vakjes op formulieren,zo vormen we onze individualiteit ook via de visuele sjablonen die een cultuur voor ons beschikbaar maakt. Wat ook mogelijk is,is dat de ‘spiegel’ geen foto toont,maar een eerder geschilderd portret. Als Dyer tijdens het poseren voor zijn portret wegkijkt in de ‘spiegel’,mogelijk om zich van het voortbestaan van zijn eigen gezicht te vergewissen,dan treft hij daar dus niet zijn spiegelbeeld aan,maar een bestaand portret. Wat toont Bacons ‘spiegel’ eigenlijk,als het geen spiegelbeeld is? In een lacaniaans kader is de vraag van belang. De gelijktijdige aanwezigheid van imaginaire en symbolische effecten in het schilderij problematiseert de verhouding tussen die dimensies in Lacans werk. Immers,volgens Lacan ontstaat tijdens het spiegelstadium een prototypische vorm van identiteit op grond van de spontane zelfherkenning van het individu,het een-op-een zijn met zijn of haar spiegelbeeld;sekse is op dat moment nog niet relevant. Pas gedurende het oedipuscomplex ontstaat er een gerealiseerde vorm van identiteit via en dankzij de externe invloed van de taal,en daarmee onvermijdelijk van conventie,cultuur,samenleving,geschiedenis,waarbij geslachtsonderscheid maatgevend is. Het imaginaire lijkt min of meer direct,het symbolische is noodzakelijkerwijs gemedieerd. Maar als het onderscheid tussen spiegelbeeld en portret komt te vervallen,wat blijft er dan over van de verschillende dimensies in Lacans werk? Als de imaginaire mal verdwijnt,doordat het ik zichzelf niet weerspiegeld ziet,waaraan hechten zich de symbolische distincties die later volgen dan? Identificeren we in ons spiegelbeeld geen oorspronkelijk beeld van onszelf maar een gerecycled portret? Bacon zegt met zoveel woorden dat zelfs het spiegelstadium al een gebroken zelfbeeld genereert,ongeacht het medium van representatie.'(bladzijde 157-158) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat uit verhalen en scènes van daniil charms’ verzamelde werk ‘ik zat op het dak’. ‘In Amerika woonden twee Amerikanen,mister Pick en mister Pack. Mister Pick werkte op een kantoor,en mister Pack bij een bank. Maar op een keer toen mister Pick op zijn kantoor verscheen,werd hem verteld:’U werkt niet meer bij ons.’ En de volgende dag werd bij de bank tegen mister Pack hetzelfde gezegd. En mister Pick en mister Pack zaten zonder werk. Mister Pick kwam bij mister Pack en zei: ‘Mister Pack!”Wat? Wat? Wat? Wat? Je vraagt wat we moeten doen? Wat moeten we doen! Je vraagt wat we moeten doen?’ ‘Ja,’ zei mister Pick. ‘Nou ja,nou ja,nou ja,nou ja! Zie je nou wat er gebeurd is? Zie je nou? Zie je nou wat een toestand!’ ‘Ja,’ zei mister Pick en hij ging op een stoel zitten ,maar mister Pack begon door de kamer te draven. ‘Nou hebben we,nou hebben we … Ik zeg je,wij hier in de Verenigde Staten,in de Amerikaanse Verenigde Staten,in de Verenigde Staten van Amerika,hier ,bij ons …begrijp je waar?’ [1933]'(bladzijde 60) Wordt vervolgd.