met het essay van Ernst van Alphen ‘Affecten’ ondertitel ‘Bacon via Deleuze en Deleuze via Bacon’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Het denken dat het resultaat is van tekens die werken op basis van sensaties (in plaats van op basis van het conventionele of arbitraire),zou volgens Deleuze daadwerkelijk creatief zijn,want,zo stelt hij:’Ze doen ons geweld aan,ze mobiliseren herinneringen,ze zetten de ziel in beweging;en de ziel zet op zijn beurt het denken aan,draagt op het denken de zintuiglijke gevoeligheid over,dwingt ons in te leven in de essentie,als het enige waarin we ons moeten inleven'(Deleuze 1964: 166, vert. auteur). Het onzichtbare zichtbaar maken Het feit dat Deleuze net als Bacon weinig op heeft met het herkennen van verhalen of van herkenbare vormen impliceert niet dat hij een voorkeur heeft voor abstracte kunst. Integendeel,want volgens de filosoof werken kunstenaars altijd met zogenaamde ‘clichés’,het repertoire van beeltenissen (vormen en figuren) dat zich aandient voor doorsnee perceptie. Kunstenaars beginnen nooit op een leeg canvas te werken als een creatie ex nihilo. De beschikbare vormen en beeltenissen kunnen weliswaar herkend worden,maar een kunstenaar zal altijd met deze clichés een gevecht aangaan;hij of zij zal ze transformeren of ze een nieuwe context geven. Deze transformatie van clichés snijdt de band door tussen het geschilderde beeld en de vertrouwde ervaring en perceptie. Dankzij deze transformatie kunnen juist nieuwe figuraties en ervaringen ontstaan. Bacon heeft dit creatieve proces als volgt beschreven: ‘Ik had een heel stel verwijzende markeringen op het doek aangebracht,toen begonnen plotseling de vormen te ontstaan die je nu op het doek ziet;ze drongen zich aan mij op.'(bladzijde 34-35) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat uit verhalen en scènes van daniil charms’ verzamelde werk ‘ik zat op het dak’. ” Bestaat er iets op aarde dat van betekenis zou kunnen zijn en zelfs de loop der gebeurtenissen zou kunnen veranderen,niet alleen op aarde,maar ook in andere werelden?’ vroeg ik mijn leermeester. ‘Ja,’ antwoordde mijn leermeester mij. ‘Wat is dat dan,’ vroeg ik. ‘Dat is …’ begon mijn leermeester en ineens zweeg hij. En ik stond daar en zweeg. En hij zweeg. En ik stond daar en zweeg. En hij zweeg. Allebei stonden we daar en zwegen. Oh-la-la! We staan daar allebei en zwijgen! Oh-la-la! Ja,ja we staan daar allebei en zwijgen! 16-17 juli 1937 Daniil Charms’ (bladzijde 149) Wordt vervolgd.