nieuw jaar;voor iedereen een bijzonder goed nieuw jaar. Het project ‘ondertiteling’ gaat verder en verder. Dit jaar maak ik samen met veel anderen op 18 april de performance voorstelling ‘Circus van de geest’; Is dit het schilderij? Daarnaast werk ik aan mijn hommages.Misschien in september een tentoonstelling.En o ja op 28 januari een dichtersfestival op het Kattenburgerplein.Leve de poëzie. Nu weer verder met het essay van Ernst van Alphen ‘Affecten’ ondertitel ‘Bacon via Deleuze en Deleuze via Bacon’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Maar Bacons werken hebben niet alleen een grote impact op de kijker;zoals ik eerder al beargumenteerde laten zij het soort van esthetica dat ze in gang zetten ook zien. Met andere woorden,ze demonstreren wat ze representeren. Bacons werken zijn vanuit dat opzicht ook te zien als allegorieën op deze esthetische opvatting. Zijn esthetica betreft niet alleen een theorie van het creatieve proces,maar tegelijk een theorie van esthetische perceptie en receptie. Het creatieve proces wordt gespiegeld in de manier waarop de kijker geraakt wordt door affecten die hem ‘misvormen’ en ‘verwonden’. De allegorische dimensie van Bacons werk komt tot stand door zijn consistente gebruik van zeer specifieke motieven. In ‘Logique de la sensation’ bespreekt Deleuze drie van deze motieven:isolering,deformatie en verdubbeling(coupling). De menselijke figuren die Bacon uitbeeldt worden steeds door een van deze activiteiten of processen bepaald,of door een combinatie ervan. Ik zou een vierde motief hieraan willen toevoegen,een motief dat ook heel regelmatig in het werk van Bacon herkend kan worden en dat mij in staat stelt om zijn werk te begrijpen als een allegorie van de esthetische processen die zijn werk in gang zet. Het betreft het motief van visuele technologieën,of meer specifiek,het motief van de spiegel en de lamp.'(bladzijde 37-38) Wordt vervolgd. Nu weer een citaat uit verhalen en scènes van daniil charms’ verzamelde werk ‘ik zat op het dak’. ‘Kalindov stond op zijn tenen en keek me in mijn gezicht. Ik vond dat onaangenaam. Ik wendde me af,maar Kalindov keek me opnieuw in het gezicht. Ik probeerde me achter een krant voor Kalindov te verbergen. Maar Kalindov was me te slim af:hij stak mijn krant aan en toen die vlam vatte en ik hem op de grond liet vallen,keek Kalindov me weer in het gezicht. Langzaam terugdeinzend kroop ik achter de kast en kwam een paar tellen bij van de boosaardige blikken van Kalindov. Maar mijn rust was niet van lange duur:Kalindov kroop op handen en voeten naar de kast en keek me van onderaf aan. Mijn geduld was op,ik kneep mijn ogen dicht en trapte Kalindov met mijn laars in het gezicht. Toen ik mijn ogen opende,stond Kalindov met zijn met bloed besmeurde tronie en wijd openstaande mond voor me en keek me als tevoren in het gezicht. [1939]’ (bladzijde 185) Wordt vervolgd.