met het essay van Aukje van Rooden ‘De kunst is dood ,leve de kunsten’ ondertitel ‘Over de enkelvoudigheid en meervoudigheid van kunst’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Bij aanvang van de romantiek is de overgang van de kunsten naar kunst een feit. Er mogen dan verschillende Muzen zijn,in hen stroomt dezelfde adem en klopt hetzelfde hart,zo is de gedachte. Toch blijft de veelheid en verscheidenheid van de Muzen principiële vragen oproepen,dat wil zeggen:vragen naar het principe,de grond, van kunst. Wat is immers precies de grond van kunst als zij zich van meet af aan in zo veel verschillende gedaanten voordoet? Gaat het hier om verschillende verschijningsvormen van dezelfde essentie – kunst – die pas in de loop der tijd ontdekt is? Wat houdt die essentie dan in? En is het juist niet die essentie die vanaf haar ‘ontdekking’ in de achttiende eeuw op losse schroeven is komen te staan? De romantiek markeert immers niet alleen de overgang van de kunsten naar de kunst,maar ook de verzelfstandiging van die kunst. De bepaling van wat kunst is,wordt vanaf dat moment met andere woorden overgelaten aan de kunstenaar zelf en daarmee principieel onbepaald gelaten. Wat betekent dit alles voor de vraag naar een vermeend gedeeld grondprincipe van de kunsten? We zouden kunnen zeggen dat de zoektocht naar een antwoord op die vraag de stuwende kracht is achter het ontstaan en de ontwikkeling van de esthetica als filosofische discipline. Deze esthetische discipline streeft naar de vereniging van de kunsten. De meest exemplarische poging daartoe is ongetwijfeld het traktaat ‘Les beaux-arts réduits à un même principe'(1746,De schone kunsten gereduceerd tot een enkel principe)van Charles Batteux waarin de verschillende kunstvormen worden herleid tot eenzelfde principe:imitatie. De esthetica als opzichzelfstaande discipline krijgt uiteindelijk vorm in de romantiek,waarin een verdergaande vereniging van de kunsten bepleit wordt:een synthese in een enkel scheppend vermogen. De romantici benadrukken niet alleen de synthese van verschillende kunstvormen,maar ook het synthetiserende vermogen van wat zij in het enkelvoud ‘kunst’ noemen;het vermogen om verschillende domeinen van het leven – rede en gevoel,natuur en cultuur – in harmonie te brengen. De opmaat tot deze opvatting vormt het beurtelings aan Hegel,Schelling en Hölderlin toegeschreven programmatische ‘Oudste systeemprogramma van het Duitse idealisme (1796-1797) al zou Hegel – als hij al de auteur is van dit traktaat – het synthetiserende vermogen van het denken uiteindelijk hoger achten dan dat van de kunst.'(bladzijde 17-18) Wordt vervolgd. De hommage aan Daniil Charms is af.Binnenkort een foto op facebook. Via H.C. ten Berge (‘De honkvaste reiziger’ bladzijde 80) kwam ik op Herman Gorters ‘School der Poëzie’ terecht. Ik had ooit tijdens de studie Nederlands de Mei ,Pan en behoorlijk wat van zijn verzen gelezen,maar ik merkte dat ik zijn lichtheid en zijn toon en stijl weggestopt had. De komende weken werk ik aan een hommage voor Gorter;elke dag in dit weblog een gedicht van hem of een deel van een gedicht want soms zijn ze behoorlijk lang. Dit is dus de ‘ondertiteling’ bij de hommage. ‘De stille weg/de maannachtlichte weg-//de boomen/de zoo stil oudgeworden boomen-//het water/het zachtbespannen tevreeë water.//En daar achter in ’t ver de neergezonken hemel/met ’t sterrengefemel.'(Uit ‘Spiegel van Nederlandse Poëzie’ samengesteld door Victor E. van Vriesland. Bladzijde 763) Wordt vervolgd.