met het essay van Johan Hartle ‘Kunst,politiek,neutralisering’ ondertitel ‘Overdenkingen bij Hans Haacke en Theodor W. Adorno’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Andere kunst- en cultuurtheoretici uit de marxistische traditie – zoals Frederic Jameson,T.J. Clark en Rosalind Krauss – hebben de modernistische vorm eveneens op die manier uitgelegd:als een echo van de abstractielogica van de moderniteit. Rosalind Krauss parafraseert deze marxistische metatheorie van de kunst als volgt: […]men zou kunnen zeggen dat het juist behoort tot het wezen van de relatie van de modernistische kunst tot het kapitaal,een relatie waarin,in haar verzet tegen een bepaalde manifestatie van kapitaal – tegen technologie bijvoorbeeld,of tegen de verdinglijking van het subject van de massaproductie – de kunstenaar een alternatief presenteert ten opzichte van het fenomeen dat ook als een functie ervan kan worden gelezen,een andere versie van hetzelfde ding waarop hij of zij juist reageerde (Krauss 199:11). De eigenlijke pointe van deze these is een kritiek op de formalistische kunsttheorie:vorm moet in samenhang met algemene maatschappelijke processen worden gelezen. Wanneer zuiver autonome vorm,formalistische abstractie,zichzelf opvat als niet-politiek,begrijpt zij zichzelf verkeerd. Een soortgelijke verwijzing zit eveneens achter de ‘Isolation Box’ van Hans Haacke,waarin het op dezelfde manier om de politieke dynamiek van de abstracte vorm draait. Haackes werk benadrukt niet zozeer het verband tussen abstracte vorm en algemene maatschappelijke abstractieprocessen (warenabstractie,verdinglijking et cetera),maar legt de nadruk op vormen van ruimtelijke isolatie,die toch voor de ontwikkeling van moderne samenlevingen,aangenomen dat wij Michel Foucaults analyse over de moderne gevangenis onderschrijven,nauwelijks minder doorslaggevend zijn en om die reden formeel gezien nauwelijks minder abstract. Adorno’s idee van de politiek van de vorm komt verder tot zijn recht in een theorie van de moderniteit die zich richt op abstractieprocessen,en die net als Foucault in zijn gevangenisonderzoek,ervan uitgaat dat abstractie niet alleen een bewustzijnsfenomeen is,maar de moderne maatschappelijke praktijk als zodanig kenmerkt.'(bladzijde 70-71) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Herman Gorter uit de bundel ‘De School der Poëzie’. ‘en de wind en de wolken hebben stil gestaan,/ze hadden het niet gedacht,/anders waren ze niet gegaan/en hadden haar niet hierheen gebracht,///en alle zijn ze blijven staan,/de wind en de boomeblaan/en het wolkevolk/en de zwarte golven in de kolk,///en de vaders en de voorouders/stonden omhoog/in stille wolken met hun schouders,/tot de voeten in zwarte toog,///en de kinderen die ze had willen baren,/kwamen rondom/tegen de boomen staan,ze waren/klein en stom,///en één ding dat ze in haar leven/altijd had gehad,/kwam nu heel hoog boven haar zweven/lichtend mat,///een groote vogel,een groote bloem,/een klinkende klok,haar groote roem,/haar stem waarmee ze was geboren,/hing nu omhoog en liet zich hooren.'(bladzijde 19) Morgen het vervolg van dit gedicht.