met het essay van Josef Früchtl ‘Het is doen alsof’ ondertitel ‘Esthetische ervaring en politiek onder de condities van de moderne tijd’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Ondanks het zogenaamde postmodernisme zijn wij nog altijd de kleinkinderen van de moderne tijd en bevinden we ons,zowel ten goede als ten kwade,binnen haar invloedssfeer. ‘Subjectiviteit’ is filosofisch gezien het sleutelbegrip van deze tijd. Ze draait om een zelfverhouding die door object- en alterego-relaties wordt geconstitueerd. In moreel,politiek en sociologisch opzicht staat dit begrip voor vrijheid en autonomie. Subjectiviteit kan ook eenvoudigweg op existentialistische wijze worden verwoord in de trant van Jean-Paul Sartre,dat we namelijk als moderne mensen ‘veroordeeld zijn tot vrijheid’. Sociologisch gezien verdwijnt in de moderne tijd de eenheid van het maatschappelijk geheel. In de taal van de toenmalige filosofie wordt dit door Immanuel Kant uitgedrukt in een indeling van theoretisch-cognitieve,moreel-praktische en esthetisch-teleologische dimensies van de rede. Hegel begrijpt dit als de filosofie van de subjectieve,objectieve en absolute geest,waarbij hij niet alleen aan wetenschap,moraal en kunst denkt,maar ook aan godsdienst,recht en economie. Samengevat in de taal van Max Weber,Jürgen Habermas en Niklas Luhmann,betekent het dat de maatschappij zich differentieert in verschillende ‘waardesferen’ en ‘subsystemen’ die autonoom hun eigen regels volgen en elkaar in het beste geval wederzijds irriteren en stimuleren. Als wij met Hegel al deze domeinen in hun geheel beschouwen als de objectiveringen van het principe der subjectiviteit,dan wil dat enerzijds zeggen dat wij tussen hen een samenhang kunnen constateren,namelijk dat het overal om grondrechten gaat. Anderzijds bestaan die objectiveringen alleen hierin dat elk van deze domeinen zich op zichzelf betrekt,dat wil zeggen zijn eigen funderingseisen volgt. Vanaf het einde van de achttiende eeuw hebben de door de filosofie geanalyseerde dimensies van de rede zich dan ook institutioneel als zelfstandige domeinen – wetenschap,godsdienst,moraal,kunst,recht,economie en politiek – gedifferentieerd. Sindsdien vormen politiek en kunst zelfstandige domeinen van de maatschappij. Vanaf dat moment worden echter ook verschillende opties virulent om op de een of andere manier de van elkaar gescheiden domeinen weer samen te voegen.'(bladzijde 133-134) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Herman Gorter uit de bundel ‘De School der Poëzie’. ‘Beweging is vóór me ongewis,/dag nauw siddrend is/geboren,waar menschen vluchten/doorheen,door de witte luchten,/de zwarte menschenstoeten/flauwooge,hangvoete -/de nacht valt,de zwarte brandnacht, -/die heeft nauw omgebracht/het zilverige lislicht,/of om de gevels/zwiepen de nevels/weder van stengelend licht,///Levenbeweging is ongewis,/ik werd geboren/en naar mij te voren/drongen op golven aan/vlotten met menschen belaan,/menschengezichten en dingen,/menschen zoo vreemdelinge/in ’t daglicht,zoo licht en fijn,/met zoo welbegrepen schijn.'(bladzijde 27) Wordt vervolgd.