met het essay van Benoît Hermans ‘Wat er met kleur is gebeurd’ ondertitel ‘Reflecties over fotografie naar aanleiding van Newton,Goethe en Merleau-Ponty’ uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Newton,Goethe en Merleau-Ponty Afgezien van dit praktische probleem,heeft deze telkens terugkerende ergernis me inmiddels ook aan het denken gezet over de vraag wat er precies met kleur gebeurt als je een foto maakt. Wat is de kleur van aluminium eigenlijk zonder het soortelijk gewicht en de altijd wat lagere temperatuur die voor dit materiaal zo kenmerkend zijn? Wat blijft er over van het zwart van fluweel op het moment dat je de zachtheid en het soepele karakter van die stof er letterlijk vanaf haalt? Wat verandert er,kortom,aan de kleur van een materiaal als je letterlijk die eigenschappen ervan loskoppelt die er buiten de fotografie altijd onlosmakelijk mee verbonden zijn? Voor de verheldering van al deze vragen,zijn volgens mij drie opvattingen over kleur van belang. In de eerste plaats die van Newton. Rond 1668 voerde hij het ‘experimentum crucis’ van zijn optica uit,dat leidde tot een nieuwe opvatting over het wezen van de kleur. In de tweede plaats de reactie hierop van bijna twee eeuwen later door Goethe. Zijn kleurenleer ging uit van de veel te eenzijdige opvatting van kleur die uit Newtons experiment volgde. De derde opvatting is te vinden bij de Franse filosoof Merleau-Ponty,die in 1945 zijn ‘Fenomenologie van de waarneming’ schreef. Omdat de fotografie,toen hij zijn werk schreef,inmiddels al bijna een eeuw oud was,kon hij als enige van de drie in zijn analyse van de kleurwaarneming ook concreet op het verschil tussen oog en camera ingaan. Zijn inzicht in de structurerende tekortkomingen van de fotografie droeg bij aan zijn opvatting,die als het ware een radicalisering wadeze weg over materialen te weten komen,heeft onmiddellijk en blijvend zijn weerslag op onze kleurwaarneming. Om precies dezelfde reden hebben de Maori’s drieduizend kleurennamen. Een verandering van structuur betekent altijd gelijk ook een verandering van kleur. Verder verwijderd van Newtons opvatting van kleur als licht kun je natuurlijk niet raken. Door zich te beperken tot datgene wat zich in een doka afspeelt,gaat Newton klakkeloos voorbij aan deze veel basalere verschijningswijzen van kleur. Voor hem is materie alleen maar iets oneindigs groots,iets van interstellaire afmetingen,of iets heel kleins,iets microfysisch en voor de waarneming van geen van beide heb je het zien van kleur nodig. Zijn opvatting is zo abstract dat voor datgene wat zich door middel van kleur op elk moment als tastbaar materiaal voordoet,geen plaats overblijft. Voor Merleau-Ponty echter is dat de wereld op zijn kop. Kleuren zoals wij die concreet zien,bieden ons op elk moment direct toegang tot datgene wat een materiaal concreet is.'(bladzijde 169) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Herman Gorter uit de bundel ‘De School der Poëzie’. ‘Samen te loopen tusschen brede zeeën/en landeilanden als wij samen deeën,/samen te eten van de grijze lucht-/en aldoor door dat éénzelfde en geducht/uitgaan te voelen tot elkander heen,/en niets te zeggen,arme menschetweên,/wel naast elkander maar toch gansch alleen,/uw handen naast mij op en neer zien gaan/over mij voelen – hoor de breede zee/wellend en komend met een zelfde treê.'(bladzijde 53) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd.