een gedicht van J.L. Borges uit de bundel ‘Lof der duisternis’. ‘MIJN HELE LEVEN/// Hier ben ik andermaal,herinnering om mijn lippen,uniek,/ gelijk aan jullie./ Ik hield vol de het ten-naaste-bij van het geluk en in de innigheid/ van het verdriet./ Ik ben de zee overgestoken./ Ik leerde vele landen kennen;ik heb een vrouw gezien en twee,/ drie mannen./ Ik had een meisje lief,zo trots zo blank en van een Spaanse rust./ Ik heb eindeloze voorsteden gezien,waar,onverzadigbaar,zich/ eeuwig een zonsondergang voltrekt./ Ik heb talrijke woorden geproefd./ Ik geloof,heel diep,dat dát het is,dat ik geen nieuwe dingen/ meer zal zien of doen./ Ik geloof,dat mijn dagen en nachten/ in armoe en rijkdom die van God/ en die van alle mensen evenaren,’ (bladzijde 16-17) Wordt vervolgd.