met het essay van Jeroen Gerrits ‘Cavell,film en feminisme’ ondertitel ‘Stella Dallas en de controverse rond de ‘onbekende vrouw” uit de bundel ‘Hoe kunst en filosofie werken’. ‘Daarin maakt hij een baanbrekend onderscheid tussen epistemologisch scepticisme – dat gaat over de hierboven besproken kennis van de wereld – en scepticisme van andere geesten,dat wil zeggen,kennis van anderen als menselijke wezens. Uitgangspunt van deze tweede vorm van scepticisme is het idee – Cavell noemt het een mythe,maar geen ongeloofwaardige – dat de ander metafysisch verborgen is;dat zich iets ‘in’ iemand anders afspeelt waar wij geen toegang toe hebben,als ware het lichaam een sluier. Daarmee is de ander niet iemand om te kennen,maar om te zien – tenzij we door dat lichaam heen konden kijken of de schedel konden openen om naar binnen te gluren. Wat echter mijn zicht op de ander verspert,is niet het lichaam van de ander als wel mijn onwelwillendheid om de ander accuraat te interpreteren en beoordelen. ‘De waarheid is dat we afgezonderd of gescheiden zijn’,stelt Cavell,’maar niet noodzakelijkerwijs afgescheiden (door iets);dat we ieder een lichaam zijn,dat wil zeggen belichaamd;ieder is deze en niet die,ieder is hier en niet daar,ieder nu en niet dan'(Cavell 1979:369). Deze gescheidenheid of eindigheid is onoverkomelijk,maar dat wil niet zeggen dat er een aanwijsbare grens is waar onze taal en lichamelijke uitdrukkingen niet overheen zouden kunnen gaan. Met andere woorden:de scheiding is zonder einde,maar we zijn desondanks verantwoordelijk voor alles wat tussen ons beiden komt. Willen we dat de ander ons kent,dan zullen we eerst moeten erkennen dat de woorden die we spreken ons inderdaad uitdrukken. Dat laat onverlet dat er altijd de mogelijkheid van twijfel of onbegrip bestaat,maar het laat evengoed onverlet dat de grens daarvan mede door onszelf getrokken wordt;dat het moment waarop we de pogingen om tot wederzijds begrip te komen ook door onszelf bepaald wordt.'(bladzijde 217-218) Wordt vervolgd. Nu weer een verhaaltje van Robert Walser uit Raster 8 (1978). Vervolg ‘Herkules’). ‘Het wil ons voorkomen dat hij meer waarde aan lichamelijke dan aan geestelijke ontwikkeling gehecht zal hebben en er eerder op bedacht was alleen armen en benen dan zijn hoofd in beweging te zetten. Zijn algemene ontwikkeling was vermoedelijk gebrekkig. Vast staat in elk geval dat hij reuzenkarweien klaarde:hij stapelde Werk op Werk. Zo heeft hij bijvoorbeeld een stal grondig schoongemaakt. Vandaag aan de dag zou men daar natuurlijk weinig ophef van maken. Verder ontdeed hij met de hem eigen energie een flink gebied van allerlei onnut gespuis,vocht met succes tegen een leeuw en zette een struikrover op non-actief,die zich aan reizigers vergreep op een manier die zij maar al te pijnlijk aan den lijve ervoeren.'(bladzijde 25) Wordt vervolgd.