met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Wat de toeschouwer moet doen is de betekenis dragende kenmerken dusdanig interpreteren dat hij de bedoelde belichaamde betekenis kan duiden. Een voorbeeld dat ik vaak gebruik is ‘De dood van Marat’ van Jacques-Louis David uit 1793 – een tafereel uit de Franse Revolutie die toen plaatsvond. Marat was een opruiende blogger,om de hedendaagse term te gebruiken,die schreef voor het blad ‘L’ami du peuple’. De machtige figuur werd doodgestoken door de aristocrate Charlotte Corday,die bij hem om genade was komen smeken voor haar broer. Marat schijnt aan een brief voor Cordays broer te zijn begonnen toen zij hem neerstak. Aangezien Marat de revolutionairen vertegenwoordigde werd algemeen gevonden dat de gebeurtenis geschilderd moest worden door David,die zelf ook aan de kant van de revolutionairen stond,dus toen de mensen riepen:’Pak je penseel,David!’ had hij weinig keus. Toch schilderde hij geen plaats van misdaad,maar eerder een overdrachtelijk tafereel van de betekenis van het werk. Een interpretatie van zijn schilderij luidt als volgt. David beeldt Marat af in bad,waar hij veel tijd doorbracht omdat het warme water de pijn van een nare huidziekte verlichtte. Voor hem ligt Cordays dolk en wat bloed. Marat leunt achterover,dood,met het instrument waardoor hij is gestorven voor hem. Ik vergelijk Marat in zijn badkuip met Jezus in zijn graf. Het schilderij suggereert dat hij zal opstaan zoals Jezus dat deed,maar er is hoe dan ook de gedachte dat hij voor de toeschouwer stierf zoals Jezus dat deed voor de christenen,dus is Marat een gelijksoortige martelaar voor de sansculottes,zoals de revolutionairen werden genoemd.'(bladzijde 56-57) Wordt vervolgd. Nu weer het verhaal ‘In de tram’ van Robert Walser uit de bundel’ De vrouw op het balkon en andere prozastukjes’. ‘Je blik dwaalt door het interieur van de wagon,over dikke snorrenbaarden,over het gezicht van een vermoeide oude vrouw,langs een paar jeugdig-guitige meisjesogen,net zo lang tot je genoeg hebt van de dagelijkse studie en traag je eigen schoeisel bestudeert dat nodig gelapt moet worden. En steeds komen er nieuwe haltes,nieuwe straten,en het gaat over pleinen en bruggen,langs het Ministerie van Oorlog en het warenhuis,en het regent nog steeds,en je doet nog steeds alsof je je een tikkeltje verveelt,en je houdt dat nog steeds voor het meest gepaste. Maar je hebt misschien,terwijl je zo gereisd hebt,ergens iets moois,vrolijks of treurigs gehoord of gezien wat je niet vergeet.'(bladzijde 29-30) Dit was het verhaal. Wordt vervolgd.