met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Het gejammer van een god en dat van een baby zijn niet van elkaar te onderscheiden,ofschoon het verschil tussen beide enorm is. Afgelopen kerst werd ik tijdens het luisteren naar een dienst met kerstliederen in de Riverside Church,vlak bij waar ik woon in New York,getroffen door de tekst van een onbekend lied. Het eerste vers luidde:’Een kind,geboren op de vloer van een stal. Zijn pasgeboren gekrijs is alles wat God kan zeggen over honger,dorst en schrijnende behoefte.’ En in het een-na-laatste vers wordt gezegd:’Een man,in stervensnood aan een kruis. Zijn godverlaten gehuil is alles wat God kan zeggen over zoekende,beschadigde en verlossende liefde.’ God,die eeuwig is,zou zich geen voorstelling kunnen maken van honger of pijn – en zou fysieke belichaming nodig hebben om te weten wat die dingen betekenen. Door de incarnatie is het desalniettemin God die hongerig,dorstig en behoeftig is;en het is God die het uitschreeuwt van een pijn die onvoorstelbaar is voor degenen onder ons die nooit zulke extreme martelingen hebben meegemaakt. Toch zou je op geen enkele manier kunnen merken dat dit niet de geluiden van een gewone menselijke baby of een gewoon menselijk slachtoffer van marteling waren. Die haast dierlijke geluiden zijn de stem van God die zich als mens uitdrukt.’ (bladzijde 107) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Bernlef uit ‘Voorgoed’. ‘HET DOCHTERTJE VAN DE FILOSOOF///de pauw op een plank/in het koffiehuis/staat op een voetje/zijn staart hangt ook erbij///’en die is echt geweest’/wil zij weten die vijf/minuten later vraagt/hoe of haar tekening-/een pauw die in/zijn staart ontploft-///hoe of die/verder ook nog/bibberend van kleur/die tekening zich/voelt’ (bladzijde 104) Wordt vervolgd.