met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. Tegen deze gediversifieerde achtergrond kunnen we nadenken over de mogelijke betekenis van een nieuwe focus op de esthetica in de kunstgeschiedenis. Wordt die gewoon materiaal voor de nieuwe disciplines – ‘black’ esthetica,latino-esthetica en homo-esthetica – zoals tv-programma’s als ‘Queer Eye the Straigt Guy’ doen geloven,waarin esthetica wordt neergezet als een van de bepalende attributen van de homowereld,en waarin nieuwe gendervisies ophanden zijn,zoals de onlangs vastgestelde categorie van de metroseksueel – hetero’s met gevoel voor esthetiek? Of wordt de deconstructivistische reorganisatie van kennis gestaakt,en kunst niet meer gezien in de activistische perspectieven van de afgelopen decennia,maar behandeld ‘om zichzelf’,als iets wat genot verschaft aan oren en ogen,zonder rekening te houden met de zogenoemde blik van gender,etniciteit,ras enzovoorts? Of betekent de aandacht voor esthetica niet zozeer een einde aan de sociale en politieke manier van denken over kunst,maar eerder een verlenging daarvan,naar wat mogelijkerwijs verwaarloosde aspecten zijn geweest,te weten vrouwenesthetica,’black’ esthetica,homo-esthetica en dergelijke? En is de aandacht voor esthetica dus eigenlijk helemaal geen koerswijziging? ‘Theorie’ drong het academisch bewustzijn binnen in de vroege jaren zeventig. De eerste werken van Jacques Derrida en Michel Foucault zijn uit ongeveer 1961 en 1968,het jaar van de studentenprotesten over de hele wereld. De gebeurtenissen en bewegingen die ’theorie’ in Amerika activistisch maakten,dateren voornamelijk uit halverwege tot eind jaren zestig:1964 was in Amerika de ‘zomer van de vrijheid’;het radicaal feminisme kreeg na 1968 gewicht;in 1969 woedden de Stonewall-rellen,die de homobevrijding aanwakkerden;en de vredesbeweging werd in het daaropvolgende decennium voortgezet.’ (bladzijde 173-174) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Sybren Polet uit ‘Geboorte-Stad’. ‘vreemd,//zo vermoeid is vanmorgen/mijn schaduw – is hij,is hij wezen//vissen?of heeft,wellicht zonder mij,/roerloos in een bioscoop gezeten?//Mijn vrouw maakt het ontbijt klaar:/vis. Ha,is dit geen zeker bewijs!//ik vraag:-Wat heb je gezien?/Hij zegt:-Wat heb ik gezien?//En ik:-Een vis als een huis.//-Een vis als een huis/met een visser erin.//-En toen het ging sneeuwen?/-Een hand.//-En toen het weer licht werd?/-Een net.//-En een hemel van vis/met een vogel erin.//Fluisteren:/-En een hemel van vis/met jouw schaduw erin.’ (bladzijde 53-54) wordt vervolgd.