met het boek van Arthur C. Danto ‘Wat kunst is’. ‘Maar ondanks Duchamps enigszins balorige suggestie in ‘Apropos of Readymades’ dat ‘aangezien de verftubes die kunstenaars gebruiken zijn vervaardigd en dus readymade-producten zijn,we moeten concluderen dat alle schilderijen ter wereld gemaakt zijn met behulp van readymades en bovendien assemblage-werken zijn’,was het duidelijk dat het bijzondere inspanning zou vereisen om kunstwerken te vinden die in esthetisch opzicht volledig oninteressant waren. Ruimte maken voor in esthetisch opzicht volledig oninteressante kunst – met dat als interessante kenmerk – was één ding;te beweren dat esthetica helemaal geen rol speelt in kunst was iets heel anders. In zijn gesprekken met de kunstcriticus Pierre Cabanne deelt Duchamp zonder omwegen zijn algemene doelstelling mee:het moduleren van wat hij ziet als het buitensporige belang dat wordt toegekend aan wat hij ‘het retinale’ noemt. Op een bepaalde manier vonden hij en de organisatoren van de Londense conferentie het tegenovergestelde. Zij vonden dat er te weinig aandacht werd besteed aan iets waarvan hij vond dat er te veel aandacht aan werd besteed. Hij stelde dat schilderkunst andere functies had dan het bieden van esthetische voldoening – ‘religieus,filosofisch,moreel’. Zij stelden dat hij te ver was gegaan. Eigenlijk stelde hun meningsverschil niet veel voor. Volgens mij bestond Duchamps filosofische ontdekking eruit dat kunst kon bestaan,en dat het belang ervan was dat ze geen esthetisch kenmerk had,in een tijd waarin algemeen werd aangenomen dat kunst om esthetisch genoegen draaide. Wat mij betreft was dat de verdienste van zijn readymades.'(bladzijde 179-180) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Sybren Polet uit ‘Gedichten 1998-1948′;’Lady Godiva op scooter’. ‘WAAI NIET///Waai niet,zeg niet/ik ben er niet;ik heb geen wolken om mee te spelen,/geen acrobaten om jou uit te beelden.///Je bent de tevreden stemming/die in het gedicht heerst/als ik thuiskom en mijn pygmeeën heb uitgehakt.///Ik kom stoffig thuis uit mijn verleden tijd,/een half humoristische sage/en breng de wind mee,/die buigt en zijn hoed afneemt.///Met lippen als twee volleerde illusionisten/verwelkom je hem/en je zegt:ik ben zijn huisgenoot,ik/buikdanseres,maar ik waai niet.///Zeg niet,ik ben er niet,/ik heb geen woorden om mee te spelen,geen/ vreemde dieren om mij in te kleden.///Je bent de dag die op mij neerstrijkt,schouderwarm,/wanneer de woorden leeg en alle ledematen/vergeefs geschapen lijken,/en het verleden dat opnieuw gevuld wil worden/met warme pas genezen beelden/vul je met warme pas genezen beelden./Zo maak je zelfs de groenste uniformen ongedaan.///Zeg niet,ik ben er niet. Want zoals je bent/ben je de hand van wind die door mijn haar gaat,/water dat mijn gedachten wast/als er een tijdelijke afwezigheid van zee is,/de onrust van mijn slaap,in mijn slaap zelfs/raak je mij aan. Ik raak je aan,///zo licht/alsof ik een soldaat ben die de zee kust.'(bladzijde 474-475) Wordt vervolgd.