met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Aan het impressionisme? ‘Aan baders. Die referenties aan de kunstgeschiedenis werken mee aan de rust van het plankje. Onze kennis van de kunstgeschiedenis geeft er onze instemming aan:”O,baders,niets aan de hand”.’ Dat rustige gevoel hoop jij te bereiken. ‘Niet alleen. Er zit in de hoek ook wat venijnigs,er wordt toch iemand “genomen”. Het is geen braaf plankje.’ Dan leg je zo’n plankje weg,om het tien minuten later hoopvol weer te pakken en je af te vragen:zie ik nu drie briljante momenten? ‘Nee,dat zou ook weer bewust zijn. Meestal ben ik redelijk gefrustreerd als ik een plankje wegleg:lukt niet,ben er klaar mee. Ik kan op dat moment ook niet zien of er nog iets aardigs op staat;er moet eerst afstand tussen mij en het plankje komen.’ Je hebt wel erg veel last van zelfkritiek. ‘Ja,dat blokkeert enorm. Eigenlijk zou ik naar een psycholoog moeten om mij te laten deblokkeren.’ Harry Mulisch zou zeggen:dan dood je de Minotaurus in het labyrint en ben je misschien als mens genezen,maar als kunstenaar dood. ‘Dat is een mythe. De schilder Grayson Perry zou zeggen:het is een puinhoop in je schuurtje. De psycholoog doet niet meer dan het recht hangen van het gereedschap,beitel,bij beitel,tang bij tang,waardoor jij makkelijker bij je gereedschap kunt. Als ik mijn zelfkritiek zou kunnen uitschakelen,komt er waarschijnlijk een hoop energie vrij.’ Dat kun jij niet? ‘Nee. Misschien verklaart dat ook wel waarom ik graag werk met die kleine plankjes. Ze zijn minder pretentieus dan linnendoeken. Ik kan ze bijna terloops maken,zonder iemand de gelegenheid te geven op mijn schouder te kruipen en commentaar te leveren.'(bladzijde 48-49) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Sybren Polet uit ‘Gedichten 1998-1948’. ‘ENTROPIA///Herfst en de nadorst van anderen./Voorbije zomertijd./ Het niemandswit/een ronde woestijn./// Tik. Gisteren/loopt mijn duizendpoot mank. Tik./Morgen hielp ik het tijdgat dichten./Tik./ Het oude litteken tikt en tikt/verder./ Hapert even./// Op mijn nagels/verschijnen witte karakters,als/runen rond klokogen. Tik./De duizendpoot tikt en tikt af.'(bladzijde 138) Wordt vervolgd.