met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Me bewust van de kracht van de afscheidingswand stond ik nu voor een keus:omdraaien en deze wereld niet betreden,of me openstellen,de drempel overstappen en op onderzoek uitgaan. Naar welke wereld voert dit werk me? Geluiden,tekeningen,teksten,gekleurde ramen en videoprojecties. Waar te beginnen? Voorzichtig liep ik tussen de verschillende onderdelen van het werk door,die zo opgesteld staan en liggen dat je er je weg echt in moet zien te vinden,als in een labyrint. Op de grond tekeningen,maar er liggen ook verroeste staaldraden,waar trouwens opvallend mooi licht over valt,bijna strijklicht,alsof de zon al iets aan het zakken is en zijn licht niet meer ongenadig neerstort,maar veel vriendelijker langs de objecten glijdt. Dat licht komt niet van de zon,maar van de videoprojector,die een film projecteert op een met paarse folie geblindeerd raam van De Ketelfactory. Ineens valt mijn oog op een tekening van een raam links vooraan in de tentoonstellingsruimte. Een vreemd raam. Het is niet getekend of geschilderd,het is de uitsparing,het wit van het papier. Het zwart,het contrast,vormt het enigszins dreigende beeld. Er zitten geen kozijnen rond dit raam. Zwarte vlekken en strepen vormen de randen,als een gordijn of als haren rondom een gezicht. Als je langer kijkt,zie je dat er iets vreemds aan de hand is met dit raam:aan welke kant staat de toeschouwer? Je zou kunnen zeggen:aan deze kant van de tekening,kijk maar naar de schaduwpartijen rond het naar binnen vallende zonlicht. Maar je zou net zo goed kunnen zeggen:de toeschouwer staat juist aan de achterkant van het raam en kijkt erdoor naar buiten,waar hij planten en bloemen ziet staan. In de haren zou je ook lichtstralen kunnen zien,alleen niet van wit licht maar van zwart licht. Zo bezien is dit raam zelf een drempel,de kijker kan erin en eruit stappen. ‘Buiten en binnen lopen hier door elkaar heen,’zegt Wineke Gartz,met wie ik een gesprek zou hebben over haar installatie,maar die gezien mijn verwarring een tijdje in een andere ruimte is gaan zitten werken.'(bladzijde 60-61) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘In de loop van de woorden’. ‘(het eeuwige leven)///ik verblijf op een heuvel/ waar vogels worden getemd/in een dichtbegroeid land/ waar niemand ooit/ gejaagd heeft -/achter het binnenland waar wolken dansen/sluit een bergketen de ruimte af/ met blauwe verten/soms wit omlijnd met pieken en afgronden -/langs het pad dat aan de voet/ van heuvels kronkelt/lopen stoeten pelgrims hand in hand/om van een laatste uitkijkpunt/ naar de zee te staren -/op zaterdagmiddag komen zangkoren met gestreepte jasjes/ naar mijn kamer om te zingen/ ze bewegen soepel op het ritme/ van parende vogels -/ze tonen zoet hun rode tandvlees/ dat is hun lach/en ze spreken de taal die ik mij herinner uit mijn jeugd -/ en ik heb weer eeuwig geleefd'(bladzijde 12) Wordt vervolgd.