met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Dat moest de schoonmaakster zijn. De conservator had me verteld dat zij elk moment aan het werk kon gaan. Zij wist niet dat ik hier in deze cocon zat. Moest ik me bekendmaken? Waarom,zij heeft geen last van mij. En ik van haar? Nee,toch? Ik hoef niets van haar,ik moet hier alleen maar blijven zitten. of moeten,het is toch eerder mogen. Ik hoef eigenlijk helemaal niets. Ik installeerde me nog iets meer en luisterde naar het werk van de schoonmaakster. Opmerkelijk genoeg leken de geluiden die zij maakte op een prettige manier wat gedempt te worden. Was dat nu al het meditatieve effect van de cocon? Zo’n laagje vilt dempt toch niet? En als demping de bedoeling was,kon ik net zo goed een koptelefoon opzetten. Dit was anders,de geluiden leken meer op afstand te blijven. Van der Laaken herkent deze fysieke ervaringen die de cocon opriep. ‘Toen ik hier in mijn atelier de cocon maakte heb ik er vaak in gezeten. ’s Winters is het hier koud, ’s ochtends hooguit zeven graden. Als ik de cocon over me heen trok,werd de ruimte door mijn lichaamswarmte snel behaaglijk. Lichtte ik hem een klein beetje op,dan trok de kou eronder door. Ik hoorde dan ook de geluiden. Hier vooral van de vogels. niet gedempt,maar inderdaad,wel op afstand. die hoorbare afstand deed mij denken aan mijn jeugd. Als ik ziek was mocht ik op de bank liggen. Dan luisterde ik naar mijn moeder als zij aan het stofzuigen was,naar de buurvrouw die langskwam,naar wat er gezegd werd. Ik kon naar die geluiden liggen luisteren zonder er iets mee te hoeven doen.’ Is dat ook een betekenis van deze cocon:degene die erin zit hoeft even niets meer? ‘ Ja. daarom heb ik ook deze tijdslimiet ingesteld. Je hoeft even niets en kunt daardoor al je bezigheden loslaten.’ (bladzijde 77-80) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘In de loop van de woorden’. ‘(‘ik heb veel meer woorden nodig dan jij/om het niets te kunnen zeggen’)///alweer het seizoen van vliegen/en paddestoelen en zwaluwen/op de vleugels voor hun vertrek///maar nog hurkt de zon/in haar eigen schaduwen/alsof ze zo deze bloedhitte/uit haar lijf wil baren///hoe verder versleten en doorzichtig/het vleeskleed wordt/hoe dichter geweven de sluier/om hetgeen zich ontvouwt’ (bladzijde 24) Wordt vervolgd.