met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Het gesprek met kooi van destijds is een goed vertrekpunt om te leren kijken naar deze tekening,die duidelijk voortborduurt op het oude werk. Nog steeds benadrukt Kooi het lichamelijke in de ronde vormen die sinds de jaren tachtig haar werk beheersen. In haar tekening ‘Under the Surface’ duiken die rondingen op allerlei manieren op:ruches,bloemen,knoppen,ringetjes,een mandje met eitjes,een strip anticonceptiepillen en al die duizenden parels.’Dat doe ik heel graag,eindeloze rijen parels tekenen,alsof je kijkt met je vingertoppen.’ Meer nog dan alle rondingen zijn het de gaten die aandacht vragen. Op de tekening zie ik er tientallen:bloemkelken,afgronden,spleten,plooien,schedels. Wat betekenen die gaten? ‘Een gat is wat er niet is. Maar om gat te kunnen zijn,is het afhankelijk van datgene waarin het een gat is.’ Dat snap ik niet. ‘Je kunt het ook zien als een negatieve vorm;iets wat uitsteekt is dan een positieve vorm – uitstekend. In die zin gaat mijn interesse uit naar de negatieve vorm – zonder negatief te zijn. Ik vat het gat heel breed op. Ik zie visuele gaten in de maatschappij:datgene wat je niet ziet of niet te zien krijgt. Maar een lege huiskamer is ook een gat. Doordat ik mijn aandacht erop richt,vul ik eigenlijk gaten in.’ Kun je een voorbeeld geven om jouw idee over het gat te concretiseren? ‘Architecten fotograferen het liefst hun gebouwen leeg,omdat de inrichting als afleidend wordt gezien,terwijl ik juist meer geïnteresseerd ben in de inrichting. Daarvoor heb ik het gebouw wel nodig,dat geeft me steun,maar mijn aandacht gaat uit naar de bekleding van de holte ervan.'(bladzijde 99-103) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘In de loop van de woorden’. ‘(de blaffende wijsgeer)///toen zei Woordvraat tegen de vrouw en het kind:/kijk naar de weeën van de filozot en wordt wijs/hij mag jullie beslist niets wijsmaken./hij moet jullie geen oren aannaaien/met zijn gezanik over wording/waarin het bederf zogenaamd ligt opgesloten/zoals een woordslak in de spiraal/van de taal,/want hij is niet goed wijs/en weet geen zier van wat hij probeert aan te smeren-/sterven is immers de enige scherf/op het erf van begrip en van drollen:/slechts de dood die ophoudt is overerfelijk.///troost de arme gestrande zwerver/als hij beweert dat hij voelt/hoe de angstkloppingen van zijn hart/schoppen onder de korst van betogen en disputen'(bladzijde 41) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd.