met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ‘Gesprek met Simon van Til;hier verzamelt zich de tijd.’ Tekstje vooraf;’De camera legt moeiteloos een hele nacht vast. Laat de camera het werk doen;de fotograaf neemt wel waar.’ ‘We staan voor een zonsondergang,kijken naar het meest clichématige beeld van de westerse fotografie. Wat doet zo’n kiekje in een museum? Moet ik hier naar leren kijken? Dan rijd ik liever naar de kust om de werkelijkheid op heterdaad te betrappen. En dan is deze zonsondergang ook nog eens in zwart-wit. Waar zijn de prachtige,oranjerode tinten die de herfst van de dag vormen en ons melancholisch stemmen? De foto lijkt van alle sentimenten ontdaan. Er blijft eigenlijk nauwelijks wat van over,hooguit een lijnenspel van licht. Nu valt me pas op waar het beeld om draait:het middelpunt van de foto – de zon – is hier geen bal,geen kogel,maar een kegel,alsof de fotograaf een vallende ster heeft vastgelegd. Voor ik vat krijg op wat hier gebeurt,sla ik aan het interpreteren of associëren – dat valt nu eenmaal niet te stoppen. Is deze foto,getiteld ‘From and To/Elongated View’,misschien niet één zonsondergang,maar zijn het er tientallen? Zijn dit tientallen beelden,over elkaar gelegd en samengesmolten tot één beeld,zoals in ons geheugen de tientallen keren dat we naar een zonsondergang hebben staan kijken,zijn samengesmolten tot één herinnering? ‘Nee,integendeel,’ zegt Simon van Til stellig. ‘Dit is één foto,één zeegezicht.’ Meestal wordt een camera gebruikt om de menselijke wereld te fotograferen,vast te leggen wie of wat er geweest is. Een zonsondergang hoort bij die menselijke wereld,hij zegt meer over ons traditionele beeld van een romantische avond dan over het natuurkundig verschijnsel van een ondergaande zon.'(bladzijde 191-195) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘BRIEF UIT DEN VREEMDE AAN SLACHTER’. ”de gevangene beweert’/Li Sjang-jin heeft gewaarschuwd tegen gaten voor de regen -/’laat je hart nooit met de lentebloemen opengaan:/Eén duim liefde is één duim as’/ik hoop dat je mijn grijs gebeente zal herkennen/in het dode vuur van de aarde//maar ik zal op reis gaan/ik zal in mijn lichaam op het bovendek liggen/om de rillingen van de boot in mijn vlees te voelen/de touwen slapen paraat in de schaduw/de mast zal richting zwaaien tegen het blauw/de zee zal roeren de zee zal ruiken/de zee zal vol dolfijnen zijn/meeuwen komen boven het hart zwermen/en dan zal het toch tot licht verstillen/de zon zal met het geluid van een taal/elk greintje vezel en cel verkrachten/maar ik ik zal op reis gaan'(bladzijde 64) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.