met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Hetzelfde ongemak wordt voelbaar als modeontwerpers mijmeren over de geglobaliseerde bedrijfskolom in de textiel of als kunstenaars zich onnadenkend dienstbaar maken aan het bedrijfsleven. De leus “De verbeelding aan de macht” is beeldschoon:kunst kan ons uit benauwenis bevrijden. Tegelijk is het een bewerkelijke opdracht,omdat haar potentieel te liberaliserende of te disciplinerende bijdrage aan de macht ook verschrikkelijk kan zijn. Die verschrikkingen kunnen alleen beteugeld worden als je weet welke grenzen opgerekt worden en tot hoe ver.’ Over wat voor grenzen heb je het? ‘Over de grenzen binnen het artistieke ambacht,bijvoorbeeld rond 1900 de grensverlegging naar het abstracte en surreële,en over politieke grenzen,zoals die van het derde duizendjarige rijk waarin de protagonisten planmatig en systematisch probeerden volk en vaderland in ruimte en tijd alle beperkingen van zich te laten afwerpen.’ Even kijken of ik je goed begrijp. Dus je beschouwt de gebonden kunst als het ambacht dat instinct combineert met technische slimheid en bovendien gebonden is aan de totstandkoming van gebruiksvoorwerpen. Dat noemen wij nu eerder industrie en technologie,zou ik zeggen. ‘Ja,dat zou ik ook zeggen,met design als de dienende kunst die schoonheid toevoegt aan die gebruiksvoorwerpen. Prachtig. Ik ben gek op mijn Rotring vulpen en mijn Mondaine kettinghorloge,daar heb ik dagelijks talloze keren plezier van. Nederland heeft internationale faam op designgebied. Ik ben trots.’ (bladzijde 308) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. ‘VOLMAAKT,VOLMAAKT,GEHEEL VOLMAAKT/////hij zal onthouden-/de ochtenden voor het dag is,de stad in grijs gewaad/en het verre gedreun dat geen zichtbare oorsprong heeft-/getrappel van hoeven? een mierenhoop,een vloedgolf-/de rustige warme rug in het bed,/de dampende kom thee en het dunne brood/en dan,met kletsende regen tegen het gezicht van het ijskoude glas/op de trapfiets door de mistige canyons van de stad/voorbij de bomen die zwellen en druipen en glanzen van nattigheid/tot bij de dojo(pas later blaft de zon als een hond in een tuin)/de koele zwarte plooien van de adem,/de invallende stilte,/ en nu,diep uit de buik-/Maka Hanya Haramita Shingyo:///hij zal onthouden-/de ruwe werkmanskleren van drinkebroers in de bistro,/de groet,het geklikklik van woorden tegen elkaar,/en messen,en de rode blos op het witte servet van het licht/door het glas wijn,de biefstuk,de groene sla,/de zachte aanraking met de ogen van vrienden,/en nu aan het werk!/de reuk van terpentijn en vers linnen'(bladzijde 162) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.