met het boek van Peter Henk Steenhuis en René Gude ‘door het beeld door het woord’. ”Het strikt materialistische wereld-,mens- en zelfbeeld,waar ik verdomd niet helemaal vanaf wil,hebben we zelf nogal strikt beperkt en we waren niet erg helder toen we het deden. Maar zelf gemaakt betekent dat we het zelf ook weer kunnen verrijken. Het materialisme is niet een perspectief dat ik kwijt wil en is ook geen dommigheid van voorgangers die ons,slimmeriken,onverwacht getroffen heeft. Wij zijn niet willoos ingesnoerd in een onttoverende staalharde cultuur. Het materialistische wereldbeeld bestaat “slechts” in de Geest,je kunt het in de Geest weer makkelijk verruimen. Je hoeft er geen baksteen voor te verplaatsen,zelfs niet als je op het idee komt om oefenplaatsen te realiseren waar je beschaving,verfijning,civilisatie grootmoediger en ruimdenkender zou kunnen realiseren. Alles is er al zolang er steden zijn:tempels,stadions,theaters,musea en academies. Die hebben we zelf gemaakt,die groeiden niet in het oerwoud,maar zijn aan onze Geest ontsproten om onze Geest te verruimen. Iedere liefhebber van het Stedelijk Museum en de Internationale School voor Wijsbegeerte stort zich met enige regelmaat welbewust in een vervreemding van de lichamelijke aanwezigheid in de materiële Wereld. Waarom?”(bladzijde 320-321) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Breyten Breytenbach uit de bundel ‘De windvanger’. Verder met het gedicht ‘VOOR VADER’. ‘ik onthoud je op de veranda als je met donkere ogen/naar de kleine jakhalzen in de wijngaard tuurt/en naar de schaduwen die uit de heuvels vloeien,/je handen zijn ziltig en klam,je laarzen/eisen hun recht op,je bent lenig en bruin/en strooit de robijnen over het grasveld,het glas breekt,/ik zie je rechtop onder de vruchtbomen lopen/in gesprek met avondgestalten,hoe schaars waren je woorden/je legde na het avondeten je woorden neer zoals bruinbrood op een linnen tafellaken:'(bladzijde 178) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.